zaterdag 20 november 2010

VI. Volwassenen lezen kinderboeken

De alweer op zijn retour zijnde term ’crossover’ probeerde er cachet aan te geven, maar in normaal Nederlands komt de trend hier op neer: volwassenen kopen steeds meer kinderboeken voor zichzelf. En zijn daarmee een lastig te duiden rol gaan spelen in de cijfers. In het Nederlandse taalgebied verschenen van de Potterboeken hogere oplages dan er kinderen waren in de bedoelde leeftijdsgroep. Ook het succes van de Grijze Jager-serie lijkt deels van volwassenen te komen, wat te merken is op drukbezochte lezingen in boekhandels. Studentes Nederlands van negentien die zwelgen in de seksloze Twilight-boeken, zijn ook niet met goed fatsoen kinderen meer te noemen. Ook al willen ze zich kennelijk nog een tijdje als zodanig gedragen. Hoewel sommige vakgenoten dit duiden als een bewijs dat de kwaliteit van jeugdboeken toeneemt, lijkt het eerder een bewijs dat de belangstelling voor literatuur voor volwassenen afneemt.

Terug naar het overzicht. Illustratie: Jennifer Young.

Lezersvraag: wat is dan de volgende stap?

Stefan Bosmans trok een vergelijking tussen Edward van de Vendel en Geronimo Stilton en riep daarmee onbedoeld op zijn Facebookpagina een felle discussie op over opstapliteratuur. Dat Stilton stuitend oppervlakkig is, daar zijn de kinderboekenliefhebbers het wel over eens. Maar houden zijn boeken kinderen nu van verder lezen af, of helpen ze ze nu juist aan het lezen? Aangezien we het verloop van dit soort discussies zo langzamerhand wel kennen, zou ik het graag eens over iets anders willen hebben. Stel nou dat bij een bepaalde moeilijk te bereiken doelgroep een titel van Geronimo Stilton het eerste boek is, wat is dan het tweede? Weer een boek van Stilton, heel gevat. Maar daarna?

Eindelijk weten we wat jongerenliteratuur is

Zo, de jury, die zichzelf "ijverig en deskundig" noemt, is er uit. Jongerenliteratuur is een genre dat zich richt op
"[...] een levensfase die zo ongeveer aanvangt bij 15 jaar, meer in het bijzonder bij de bovenbouw van het voortgezet onderwijs, maar waarvan het einde moeilijker exact is vast te stellen. Het gaat om hen die zich tussen jeugd en volwassenheid in bevinden, die bezig zijn met het ontwikkelen van een eigen identiteit. Vanzelfsprekend lezen zij het liefst over thema’s die aansluiten bij hun levensfase: over seks, drugs, rock ’n roll, over romantiek en zielenstrijd, over keuzes die moeten worden gemaakt en moraliteit die moet worden gezocht, over de strijd tegen de hypocrisie van de volwassenwereld en hoe ze daar grenzen kunnen verleggen. De thematiek weerspiegelt zich soms in de plotgebeurtenissen, soms in de handelingen van de vaak jonge hoofdpersonages en soms in de stijl en toon, die moeten verleiden en prikkelen door beeld, humor, eigentijdsheid en oorspronkelijkheid."
Kortom: jongerenliteratuur, dat is seks, drugs en rock 'n roll. Dank u wel, jury van de Grote Jongerenliteratuur Prijs.

**** (4) Agave Kruijssen: Afscheid van Arthur

Vorige week besprak ik in de Volkskrant het nieuwe boek van Agave Kruijssen: Afscheid van Arthur. Ik constateer dat ze zich enigszins heeft vertild aan de thematiek van het boek, dat zou moeten gaan over de aftakeling van de koning voor eens en voor altijd. Die aftakeling krijgt Kruijssen niet voldoende overtuigend op papier. Maar dat minpunt wordt ruimschoots gecompenseerd door de met smaak opgediste ridderavonturen. Daarbij put Kruijssen uit haar grote kennis van de Middelnederlandse ridderromans en ze weet de sfeer van die verhalen goed te treffen. Mijn recensie kun je hier lezen. Net als de rest van de boeken van Kruijssen is Afscheid van Arthur zeer geschikt om, in de onderbouw van de middelbare school, verslingerd te raken aan middeleeuwse literatuur.

vrijdag 12 november 2010

V. Oeuvres verdwijnen en worden toch bekroond

Sjoerd Kuyper kaartte het in 2009 eloquent aan: oeuvres verdwijnen. Dat kan naast wat we hiervoor besproken hebben maar aan één ding liggen: die boeken verkopen niet goed genoeg. De uitgevers en de boekhandels hiervan de schuld geven, zoals Sjoerd Kuyper en een deel van de kinderboekendeskundigen doen, is te gemakkelijk. Schrijvers moeten zich ook afvragen of ze wel een interessante oeuvres maken. Bepaalde auteurs uit de jaren zestig en zeventig zijn immers nog wél goed verkrijgbaar. Dat komt niet echt niet alleen doordat de uitgever zo vriendelijk is om te blijven herdrukken. Toen Peter van Gestel in 2006 de Theo Thijssenprijs kreeg voor zijn gehele oeuvre, lagen er maar enkele titels van in de winkel. Dit is na het krijgen van die prijs iets, maar niet structureel verbeterd. Kinderboekenbekroners zouden hier een les uit moeten trekken, maar dat gebeurt niet. Het afgelopen jaar is er zelfs een internationale oeuvreprijs gegaan naar een auteur waar in Nederland geen enkele titel meer verkrijgbaar was: Citty Crowther. De uitgever herdrukt razendsnel één titel om te voorkomen dat nieuwsgierige krantenlezers in de boekwinkel bot vangen, maar dat is dan ook het enige wat er gebeurt. Dat een internationale jury niet perse rekening te hoeft te houden met wat Citty Crowther in één land omzet, doet niet ter zake: het gaat erom dat jury's zich überhaupt niet afvragen of de boeken wel door kinderen worden gelezen. Er is geen enkele relatie meer tussen jury en publiek. Met als resultaat dat de jury's bijna niets meer waard zijn. Weinig belangwekkende jury's bekronen weinig belangwekkende boeken en bereiken daar weinig belangwekkends mee. Ze kunnen er net zo goed mee ophouden. Dat geldt ook voor recensenten en andere publicisten die auteurs waarvan iedereen wel weet dat ze niet zo veel 'doen' bij hun 'doelgroep' de hemel in blijven schrijven zonder zich af te vragen of er wel naar ze geluisterd wordt. En te schamperen over auteurs die het wél goed doen, zonder daar iets van te willen leren.

Terug naar het overzicht. Illustratie: Studio Bones.

donderdag 11 november 2010

Leraren maken kennis met literaire bloggers

Op de Dag van het Literatuuronderwijs geef ik met Dirk Leyman van De Papieren man een workshop over literair bloggen. Het doel van de workshop is dat er aan de hand van een discussie duidelijk wordt hoe literaire blogs ingezet kunnen worden in het literatuuronderwijs. Is het fenomeen slechts interessant als achtergrond voor docenten of ook voor leerlingen? Ook de opkomst van sociale netwerken als Facebook en Hyves wordt besproken. Wat valt hier te winnen voor het literatuuronderwijs? Ik citeer hier het programmaboekje. Nou ben ik wel benieuwd, beste lezers: wat vinden jullie ervan? Wat kunnen of wat zouden literaire bloggers moeten betekenen voor leraren? Wat zouden leerlingen aan dit weblog kunnen of moeten hebben?

maandag 8 november 2010

IV. Van big business naar fast business

Het gedroomde businessmodel van kwaliteitsuitgevers, die zich met een paar geldkanonnen en een hoop kleintjes staande houden, werkt niet meer. Of de meeste uitgevers wíllen niet meer zo graag investeren in langzame kwaliteitsauteurs. Waarom zou je kiezen voor sloom, als er ook snel succes is? En wat doe je als je dat wel wilt, maar iedereen de andere kant op rent? Hoe dan ook: big business, aangejaagd door de fabelachtige successen van Joanne Rowling, werd het niet. Want kannonnen van dat kaliber, die krijg je maar eens in de tien, twintig jaar. Dus werd het fast business. Het aantal nieuwe titels is de afgelopen tien jaar verdubbeld: gemiddeld 1200 per jaar calculeerde Stichting Speurwerk toen ik begon, 2365 nieuwe titels in 2009, volgens een telling van het feitelijke geweten van de kinderboekendeskundige Richard Thiel. Schrijvers opperen al als vuistregel: elk kwartaal een boek als je ervan wilt leven. En dan mag je blij zijn als je oplage hoog genoeg is om de ramsj te halen. Want dan is je oeuvre tenminste nog érgens te koop.

Terug naar het overzicht. Illustratie: Carl Barks.

zondag 7 november 2010

III. De puinhopen van Potter

In de jaren negentig van de vorige eeuw bloeiden er in het kinderboekenreser- vaat duizend bloemen en was er in de boekenwinkel voor elk wat wils : van populaire pulp tot eigenzinnige nichekunst. Sterker nog: de nichekunst werd uit de winst van populaire auteurs betaald. Toen kwam Joanne Rowling en maakten we kennis met middernachtelijke rijen voor de boekhandel en een vorm van populariteit die een agressiever soort zakenmensen aantrekt. Die bestsellerhysterie was natuurlijk niet nieuw, maar kwam overwaaien uit de wereld van het volwassenenboek. Het kinderboek werd big business, met literaire agenten die belachelijke bedragen bieden op manuscripten en vechten om filmrechten. In blinde paniek werd naar opvolgers gezocht, die bijna allemaal flopten. Wat veel mensen over het hoofd hebben gezien is dat het succes van Potter wel begon op schoolpleinen maar dat volwassen lezers de hand hadden in de hype: de oplagen van de vierde editie in Nederland was al veel hoger dan het aantal kinderen dat er toen in die leeftijdsgroep rondliep. Tegelijkertijd deed zich nog een ander raar fenomeen voor: beroemde mensen die ook even een kinderboek gingen schrijven. Madonna deed het. Paul de Leeuw deed het ook. Zonder ook maar iets van waarde achter te laten. Al die literaire goudzoekerij is met Potter begonnen en de schade is enorm: het kinderboekenvak is in een enorme versnelling geraakt en niemand durft als eerste aan de noodrem te trekken. Daarom mogen wij, ook al heeft hij dit vast niet voorzien laat staan gewild, wel spreken van de puinhopen van Potter.

Terug naar het overzicht. Illustratie: Warner Bros.

***** (5) voor Hanika: Achter de stilte

Er zijn niet veel taboes meer te verzinnen, maar de Duitse debutant Beate Teresa Hanika (1976) heeft er een gevonden: een opa die zijn handen niet thuishoudt. De dertienjarige Justine heeft zo’n opa en dat is wel even wat anders dan de vriendelijke grijsaards die de kinderboekenplanken doorgaans bevolken. Tot overmaat van ramp wordt ze ook nog verliefd op Klap, de verkeerde jongen uit de verkeerde wijk.

Het gaat ook over incest maar is geen probleemboek
Achter de stilte speelt zich af in de twee weken voorafgaand aan de verjaardag van Justine. Het is vakantie en ze moet als een moderne Roodkapje elke dag eten brengen naar haar eenzame grootvader. Haar beste vriendin Lizzy is op skivakantie en kan haar niet helpen. Thuis is het ook niet zo gezellig. Haar moeder ligt meestal met migraine in een geblindeerde slaapkamer, haar vader is onbeholpen rechtlijnig, haar gothic grote zus alleen met zwarte make-up en vriendjes bezig en haar grote broer studeert in een stad ver weg. Toch hebben we hier niet te maken met een probleemboek, zoals de ongelukkig gekozen titel suggereert. Integendeel. Hanika ontvouwt het drama op een luchtige, bijna achteloze toon en laat de lezers verpletterd achter. De taal is vanaf de eerste regel griezelig overtuigend. Justine blijkt een ongewoon sterk en humoristisch meisje en haalt in elke zin haar schouders nóg hoger op. Je zou er om kunnen lachen, als het niet zo pijnlijk was. Dat is de belangrijkste reden dat het hier en daar naar de keel grijpende incestverhaal nergens onleesbaar wordt: Achter de stilte jongleert op een knappe manier met moeilijk te verenigen emoties plezier en verontwaardiging, walging en een grijns. De taal is hier en daar bijna fysiek voelbaar, bijvoorbeeld als Justine op het hoogste punt van de schommel springt om indruk op de jongens te maken en bijna haar arm breekt. De krakende klap is misselijkmakend. Ook de onaangename sfeer in het ouderlijk huis van Justine zet Hanika met veel overtuiging neer. Iedereen is met zichzelf bezig en vader met iedereen. Hij probeert de boel bij elkaar te houden, maar op de verkeerde manier. Als Justine voor het eerst iets durft te zeggen over de handtastelijke weduwnaar praat iedereen door haar heen. De tweede poging oogst hoongelach en ongeloof. De echte beklemming is niet te vinden in opa’s flat, maar hier. Eigenlijk is de oorzaak van haar lijden maar bijzaak: deze roman gaat over waardeloze ouders.

Er zit een tweede verhaal in dat veel luchtiger is
En dan is er dat tweede verhaal, dat zo veel luchtiger van toon is. Daar vertelt Justine over haar hartverwarmende meisjesvriendschap-voor-het-leven met Lizzy en hun avonturen een jaar eerder, in de zomervakantie. Ze verschansen zich in een voor sloop klaarstaande villa en knokken met de jongens uit de nieuwbouwwijk. Dat Justine nu net verliefd wordt op een van hen, en dat hij haar maar blijft opzoeken tot ze niet meer kan ontkennen dat ze verliefd is, verbindt de twee verhalen. Maar ‘optimistisch en hoopvol’ zoals de achterflap babbelt? Gelukkig niet zeg. Zelden verscheen er zo’n briljante, gitzwarte kijk in een meisjeskop. Dit boek zit psychologisch zo goed in elkaar dat je je bezorgd afvraagt of het voormalige fotomodel Hanika zich zelf ooit zo gevoeld heeft. Als dat zo is dan heeft ze het razend knap opgeschreven. Als het niet zo is, is haar prestatie des te knapper. Rotkäppchen muss weinen – de oorspronkelijke titel – leverde Hanika meteen een nominatie voor de prestigieuze Deutsche Jugendliteraturpreis op. Die won ze niet, maar haar naam gevestigd. En terecht. De smetteloze vertaling van Merel de Vink en het prachtig vormgegeven, suggestieve omslag maken de weg vrij voor evenveel waardering in Nederland.

Deze recensie verscheen op 30 oktober maar staat om technische redenen nog niet op de website van de Volkskrant.

**** (4) voor Natascha Stenvert: Bramenjam

Het uitzonderlijk dikke Bramenjam van Natascha Stenvert (1971) mag er wezen. Stenvert is al een tijdje actief en heeft enig succes met de boeken over Kolletje van Pieter Feller. Bramenjam is haar eerste zelfstandige prentenboek. Het gaat over een vriendelijk echtpaar op een snorfiets die bij het zien van een struik met rijpe bramen langs de weg besluiten om die te gaan plukken voor op de boterham. Maar voor de bramen geplukt en gekookt zijn stuiten ze op het ene na het andere probleem. Een grote hond met een overvolle blaas speelt in het verhaal een belangrijke rol. Aardig aan de aanpak van Stenvert is dat ze zich eens niet heeft gehouden aan de gewoonte dat een prentenboek maar een stuk of dertig bladzijden heeft. Zij kiest voor een gedetailleerde benadering waarin alle stapjes die je kunt bedenken bij het maken van bramenjam zijn uitgewerkt. Halverwege wordt het wel even erg ingewikkeld, als het echtpaar van een stofzuiger, een mixer en een pollepel een wonderlijk apparaat maken waarvan de bedoeling te lang onduidelijk blijft. Maar het is ook echt een boek dat je snel kunt lezen, zonder bij alle bladzijden even lang stil te staan. Het is bijna een tekenfilm. Stenvert beheerst veel stijlen, houdt van knippen en plakken en is dol op knipoog en parodie. Jammer dat de personages wel erg lijken op die van de beroemde Duitse illustratoren Wolf Erlbruch en Rotraut Susanne Berner. Stenvert moet nog werken aan herkenbare eigen hand, maar het is zeker te hopen dat er meer van dit soort uitbundige, humoristische prentenboeken komt.

Deze recensie verscheen op 16 oktober maar is om technische redenen nog niet te vinden op de site van de Volkskrant.

**** (4) voor Arnoud Wierstra: Feest!

Ongetwijfeld het aardigste pas verschenen prentenboek is Feest! van nieuwkomer Arnoud Wierstra (1968). In dit verhaal zonder woorden zien we hoe twaalf mensen en een konijn ’s morgens opstaan. Ze hebben allemaal dezelfde uitnodiging naast hun bed liggen. Maar voor het feest kan beginnen moeten er nog cadeau’s worden gekocht en ingepakt en overkomt sommige gasten bijna een ongeluk. De kracht van dit boek zit in het verhaal en de vorm die Wierstra heeft gekozen. Ieder personage heeft zijn eigen vakje, zoals in een strip, maar soms ontmoeten ze elkaar en dan delen ze samen een groter vak. Het spel dat de illustrator daarmee speelt gaandeweg steeds ingewikkelder en dat houdt het boek humoristisch en interessant. De tekenstijl van Wierstra, in het dagelijks leven psycholoog, is eigenzinnig en veelbelovend. Hij kan echter wel iets meer diepgang gebruiken. Feest! oogt iets te gemakkelijk bij elkaar gestift en geverfd. De hier en daar wat surrealistische illustraties en kunstwerken op zijn website laten zien dat hij meer in huis heeft en nog wel voor een verrassing kan gaan zorgen.

Deze recensie verscheen op 16 oktober maar is om technische redenen nog niet te vinden op de site van de Volkskrant.>