Het eerste boek van Timothée de Fombelle Tobie Lolness schetst een intrigerende wereld van millimetermensjes die in boombastgroeven wonen. Beelden die blijven hangen, maar het verhaal van De Fombelle onspoort in moralisme en de illustrator maakt er een Tweede Wereldoorlogmetafoor van. Jammer. Deze recensie staat op de Volkskrantsite.
Groteske globaliseringmetafoor helpt avonturenroman om zeep
Niet groter dan twee millimeter zijn ze, de boommensen. Ze bakken brood van bladermeel en graven met behulp van afgerichte snuitkevers gangwoningen in de schors. Ze hebben geen idee dat er buiten hun boom mogelijk nog andere werelden zouden zijn.
Deze fraaie fantasie van Tobie Lolness, het debuut van de Fransman Timothée de Fombelle (1973), is onmiskenbaar aanstekelijk. De Fombelle vertrekt waar Godfried Bomans’ beroemde Erik of het klein insectenboek ophoudt en biedt voldoende stof om eindeloos op voort te borduren.
Helaas presteert De Fombelle om het prachtige gegeven door gemakzuchtig vertellen alsnog om zeep te helpen. De roman komt door slecht uitgedachte tijdwisselingen en verkeerd gedoseerde informatie hopeloos traag op gang. We weten na honderd bladzijden nóg niet waar Tobie nu eigenlijk voor op de vlucht is. Ook introduceert de schrijver zonder innerlijke noodzaak de ene na de andere kortdurende plotwending.
Voor je het weet is Tobie de wanhoop weer eens nabij, omdat hij door de zoveelste uit het niets opduikende slechterik is gevangengenomen en vastgebonden. Maar gelukkig bedenkt de slimmerik gauw hoe hij zichzelf kan bevrijden met een scherp stuk boomschors. En daar rent hij weer over de takken, op weg naar een nieuw avontuurtje. Billenknijpend spannend wordt het daardoor nergens.
Het meest storend is echter de hypercorrecte, moreel superieure held. Tobie’s vader is een wetenschapper die tot de schokkende ontdekking komt dat de boom leeft: onder zijn bast pompt de boom kostbaar ruwsap op en neer. De wetenschapper ontwikkelt een motor die werkt op dat sap. Dat had hij natuurlijk beter niet kunnen doen.
Want er dreigt overbevolking in de boom en ‘domme en gemene’ grootkapitalisten willen daar met behulp van die duivelse uitvinding zo veel mogelijk geld aan verdienen. Enorme wijken met goedkope huurwoningen voor ‘de nieuwkomers’ moeten in de takken geboord. De boom dreigt daardoor te veranderen in één groot gat. De held van dit boek vergeeft als een ware verlosser de grootkapitalisten hun domheid. Wat hem niet weerhoudt om alles op alles te zetten voor de goede zaak.
Er is niets mis met verwijzingen naar de werkelijkheid in jeugdboeken, maar in De Tombelle’s groteske globaliseringmetafoor ontbreekt elke vorm van nuance. De illustrator doet daar nog fijn een schepje bovenop door de slechteriken af te beelden als nazi’s, met gleufhoed, regenjas en NSB-armbanden. Bedenkelijke praktijken, die in jeugdboeken al heel lang niet meer te zien zijn geweest.
De Franse uitgever heeft voor dit soort overwegingen kennelijk geen tijd gehad. Die denkt een nieuwe Joanne Rowling onder contract te hebben en bracht in zijn eigen land deel twee al op de markt. In een tijd waarin meer grote vertellers doodgaan dan er geboren worden, stemt dat treurig. Want wat Tobie Lolness vooral bewijst, is dat een waarlijk indrukwekkende avonturenroman voor kinderen schrijven, zo gemakkelijk nog niet is.