maandag 17 juni 2013

**** (4) voor Arnoud Wierstra De grote dag

Aanhoudende vaagte in de wereld van het Vlaamse prentenboek. Mooi zijn ze zeker, die eigenzinnige gekafte kunstwerkjes van de productieve uitgeverij De Eenhoorn, maar waarom moet het toch allemaal zo zweverig? Volwassenen dwepen ermee, kinderen kunnen er nogal eens geen kant mee op. Toch kan zo’n licht ontregelende ervaring best eens interessant zijn.

Een sprekend voorbeeld van deze experimentele school is auteur Edward van de Vendel. Het hondje dat Nino niet had (****, De Eenhoorn, € 16,50) is typerend voor zijn oeuvre: Van de Vendel heeft het graag over dingen die er niet zijn. Het ‘hondje dat Nino niet heeft’ is in de illustraties overigens wel te zien, als een wit, doorschijnend draadhondje.

Dat maakt dit prentenboek meteen ingewikkeld. Ervaren kijkers hebben geleerd dat in tekeningen gedachten, dromen en andere niet-bestaande dingen kunnen voorkomen; een kleuter gelooft dat wat hij ziet er ook echt is. En dat maakt een spel met bestaan en niet bestaan voor kleuters te hoog gegrepen. De meesten zullen bij zoiets al snel ongeïnteresseerd om zich heen kijken.

En dus is Het hondje dat Nino niet heeft onmiskenbaar geestig voor volwassenen, maar verwarrend voor 5-jarigen: Nino beleeft van alles met zijn droomdier en krijgt dan ineens een echte hond. Om de gezellige bende die dan ontstaat compleet te maken, verzint Nino er een niet-bestaande dierentuin bij.

De verrassende tekeningen van de jonge debuterende Antwerpenaar Anton Van Hertbruggen (1990) zijn een ontdekking. Hij woont nog bij zijn ouders en maakt al scannend en bewerkend met de computer opvallend ruimtelijk werk vol woeste, on-Europese natuur en enorme avondluchten. Of hij met deze wat sombere maar vernieuwende illustraties nu kleuters behaagt of niet, dit is er zeker een van wie we meer gaan zien.

Veel vrolijker, maar ook een beetje vreemd is Leeuw (***, De Eenhoorn, € 14,95) van Brigitte Minne en Nils Pieters. Leeuw is een grote hond – daar begint de verwarring al – die concurrentie krijgt van een pup die Prins wordt genoemd. Opvallend fris en robuust zijn de levendige illustraties van Gentenaar Nils Pieters (1986). Een nieuwkomer die ambachtelijk tekent met dik kleurpotlood en kleurt met ecoline.

Maar waarom heet de hond Leeuw? Waarom heet het kleintje Prins? Waarom doet Leeuw zo gemeen tegen Prins? Wat doet die olifant toch steeds in beeld? Al die losse eindjes zouden met een beetje uitleg wel overkomelijk zijn, als het verhaal niet zo moralistisch was. Grote broer, leg je erbij neer: die nieuwe baby went wel.

Dan liever de lichtvoetige vaagheid van illustrator Arnoud Wierstra (1968). Die debuteerde drie jaar geleden – al enigszins op leeftijd – met het geestig-ontsporende Feest! (Lemniscaat, 2010) en pakt nu de draad weer op met De grote dag.

Wierstra houdt net als Van Hertbruggen van ruimtelijkheid: hij plaatst alledaagse avonturen in hallucinerende vergezichten en gaat daar dan mee spelen. Het verhaal lijkt eenvoudig genoeg: een jonge gitarist – die we al kennen uit Feest! – bereidt zich voor op zijn grote dag. Hij bakt taartjes, oefent een lied en knuffelt een ansichtkaart met een groot hart. Die nacht heeft hij een rare droom, waarin alle muren van de huizen doorzichtig zijn. De volgende dag komt alles gelukkig goed.

Is dit wel echt voor kleine kinderen? De wilde achtervolging is een groot succes, maar ook voor deze droom moet je de conventies van het beeldverhaal hebben geleerd. Gaat hij nu wéér naar het station? Ach, het hoeft de pret niet te drukken.

donderdag 13 juni 2013

We prijzen ons vak de marge in

Wie zich vandaag buigt over de nominaties voor de Gouden Lijst, de nu bijna drie jaar oude boekenprijs voor grofweg de onderbouw van de middelbare school, zou door een lichte teleurstelling kunnen worden bevangen. Raamvertelling + mythologische figuur + ronkende zinnen = 'zal wel literatuur zijn' van Marcel Roijaards' Rebel met vleugels? Gideon Samsons gelikte gebabbel en ingenieuze verhaallijntjes in Zwarte Zwaan? Het niet onaardige maar weinig originele Rotmovie van Marianne de Smet? Inderdaad boeken die het afgelopen jaar opvielen. Maar kandidaten voor goud? En is dit echt alles wat we ze te bieden hebben?

Die teleurstelling is terecht. Ja, dat is alles. Op deze plek daarom eens niet een betoog over boeken die de jury over het hoofd heeft gezien, maar een pleidooi om op het houden met het uitdelen van goud aan boeken die niet meer dan brons verdienen. Want na alles wat er te doen is geweest om een volgens schrijvers gemarginaliseerde groep schrijvers, versterken we juist het beeld dat er in die groep onvoldoende interessants gebeurt voor een aparte prijs. Dat is namelijk het geval. Al jaren.

Dertienjarigen stoppen massaal met lezen
Dat zeg ik niet omdat ik dertienjarige lezers geen warm hart toedraag. Integendeel. Dertienjarigen zijn juist mijn favoriete lezersgroep. Alle naoorlogse lezersonderzoeken geven aan dat we erg veel lezers kwijtraken als ze naar de middelbare school gaan. Niet gek ook, op die leeftijd hebben ze wat anders aan hun hoofd en aan hun lijf. Voor lezen van boeken is er met ineens veel huiswerk, nieuwe vrienden, een wereld om schoorvoetend te veroveren en al die veel beter in je broekzak passende concurrerende media nog maar weinig tijd. En kon de bibliotheek op de basisschool nog velen bekoren, het eerste wat een brugklasser leert is dat je daar alleen komt om werkstukken te knippen en te plakken op de openbare computers. Helemaal niet erg: velen die begonnen als boekenwurm, komen na tijden van hormonale kaalslag vanzelf weer terug.

Dat kan liggen aan de hormonen, ook aan het aanbod
Of ligt die puberale leesdip aan het aanbod? Dat kan ook. Die kinderen willen best, maar zijn ineens te groot voor Francine Oomen en al bijna voor Carry Slee. Ze willen lezen over zelfstandig worden, de wereld in, hun eigen shit oplossen zonder ouders én zonder tips van opvoederige schrijfsters. Ik las Thea Beckman en Jan Terlouw toen ik zo oud was. Geef me de ruimte, over een meisje dat helemaal alleen middeleeuws Europa in trekt, was voor mij een programmatische titel. De kloof maakte mij (los van dat dit boek retespannend was) politiek bewust en idealistisch. Nu lezen ze Morgen toen de oorlog begon. En andere dikke series vol avontuur, waarin een morele keuze niet wordt geschuwd, waarin je wat van de wereld leert en misschien zelfs over jezelf. Maar vooral waar ouders en leraren dood of in elk geval ver weg zijn en niet zweverig of zwaarwichtig wordt gedaan. In de jaren tachtig kregen zulke schrijvers nog wel eens een Gouden Griffel, tegenwoordig worden ze om leesbevorderingsredenen getolereerd. Als het puur om kwaliteit gaat niet helemaal onterecht, maar er is te weinig tegenover komen staan. In het eerste decennium van deze eeuw verschenen er welgeteld veertien boeken in deze leeftijdscategorie die niet per se goud, maar zeker wel aandacht van een jury verdienden. Dat is 1,4 boek per jaar.

Er zijn te veel prijzen voor te weinig goede boeken
Het werkelijke probleem is niet een gebrek aan aandacht. Integendeel. We hebben juist te veel prijzen voor te weinig goede boeken. Gouden Griffels, Zilveren Griffels, Vlag en Wimpels, Gouden Penselen, Zilveren Penselen, Gouden Paletten, Gouden Lijsten, Woutertje Pieterse, Nienke van Hichtum, Hotze de Roos, Dioraphte, Inktaap, prijzen van de Kinderboekhandel en van Selexyz, Boekstart Babyboek van het jaar, Kinderjury, Jonge Jury en een hele rits regionale bokalen. Om toch vooral geen leeftijdscategorie, dorpsschrijver of doelgroep over het hoofd te zien.

Dat gedoe met die leeftijdsgroepen werkt niet
Dat leidt - nog los van de discussie over de kwaliteit - tot hilarisch gedoe rond de afbakening. Hoe doen ze dat eigenlijk bij die jury's? Betekent deze bekendmaking dat Zwarte zwaan (eigenlijk een basisschoolboek) geen Gouden Griffel kan krijgen omdat het mogelijk een Gouden Lijst wordt? Of krijgt hij, als dat zo uitkomt, ze allebei? Is Rotmoevie (eigenlijk young adult) nu uitgesloten bij de Dioraphte? En dan heb ik het hier alleen over door CPNB gesponsorde prijzen die naar ik aanneem met elkaar samenwerken. Wat vrijgevestigde jury's doen moeten ze natuurlijk zelf weten.

Doe ons ajb één jaarlijkse en één oeuvreprijs
Al die organisaties vragen zich ondertussen hardop af waarom er toch steeds minder aandacht is voor prijzen. Wel, hierom dus: het zijn er te veel en de winnaars zijn te zelden 24-karaats. Dit stukje gaat niet over de Gouden Lijst, een op zichzelf beschouwd sympathiek idee, maar om de prijzengekte die er de afgelopen tien jaar is ontstaan. Waar we behoefte aan hebben is één prijs voor het beste boek voor kinderen onder de vijftien en één oeuvreprijs voor iemand die systematisch zulke boeken maakt. En jury's die durven om af en toe eens een jaar over te slaan, zodat het uitgereikte goud ook bij de volgende generatie nog wat waard is en we bij de Griffel der Griffels van 2054 geen modderfiguur slaan. En dan stel ik ook voor om daar dit jaar meteen mee te beginnen. Het probleem van het kinderboeken is niet een gebrek aan prijzen maar een overschot er aan. We prijzen onszelf de marge in. Daar wordt uiteindelijk niemand beter van.

maandag 3 juni 2013

**** (4) Anke Kranendonk Lynn!



De bespreking van Lynn! was onderdeel van een grotere recensie. Hieronder (bijna) alleen Lynn:

"Meteen met zijn debuut komt hij al in de buurt bij Anke Kranendonk, bedreven in dit genre, die dit voorjaar haar twintigjarige schrijverschap viert met het indringende Lynn! (****, Lemniscaat, vanaf 11 jaar, € 14,95). Daarin gebeurt zoals in de meeste Nederlandse realistische puberboeken vrijwel niets en toch heel veel: bij de meisjes gaat het erom bij wie je hoort en of je al tieten hebt, bij de jongens of je ze al zag.

Allebei de auteurs weten met doordachte opbouw en lekkere zinnen dat populaire niveau tegelijkertijd vast te houden én op een ontroerende manier te overstijgen. Kranendonk doet dat wel iets subtieler dan De Wild. Ook al is het spannendste moment niet meer dan een bezoek aan de kermis: met Linda, die liever Lynn genoemd wordt, maakt Kranendonk een mooi hoogtepunt in haar oeuvre, dat nu eindelijk wel eens door een of andere kinderboekenjury verzilverd mag worden.

Joeri blijkt wijzer dan zijn vader én zijn moeder, Lynn slaagt erin om niet meer te willen zijn dan zichzelf. En dat is ook niet niets. De bibliotheek van de bovenbouw van de basisschool, de laatste jaren bepaald niet met kwaliteit verwend, heeft er twee prachtpersonages bij."

**** (4) Emiel de Wild Broergeheim



Als de elfjarige Joeri thuiskomt na een onverwachte logeerpartij van drie weken bij oma Bos is zijn grote broer er niet meer. Zijn thuis trouwens ook niet. Tijdens zijn afwezigheid hebben zijn ouders alles verplaatst naar een geheim adres in een andere stad. Alles, behalve de spullen van zijn broer. Joeri tast volledig in het duister en begint hem brieven te schrijven.

Dat betekent even doorbijten voor beroepsboekenbeoordelaars. Broergeheim, het kinderboekendebuut van toneelschrijver Emiel de Wild (1978), is de eerste hoofdstukken behoorlijk dertien in een dozijn. Een verontwaardigde ik-verteller, veel gedoe met doorhalingen in de ‘zelf geschreven’ tekst, matige vormgeving en natuurlijk dat eindeloze uitstellen van de ontknoping, waar het hele boek vanaf hangt. Zoiets valt bijna altijd tegen.

Maar deze keer niet. Want eigenlijk draait Broergeheim helemaal niet om dat geheim. De Wild heeft het over de veel grotere vraag: wat dóe je als er van de ene op de andere dag niet meer over een geliefde gepraat wordt? Hoe los je een probleem op dat zelfs te groot is voor je vader en moeder?

Joeri adoreert zijn broer maar voelt zich ook verantwoordelijk voor hem en maakt zich grote zorgen. Eerst probeert hij hem telefonisch te bereiken en als dat niet lukt reist hij naar het oude huis met alleen geld voor een enkeltje. Hij verliest daarbij een schoen als hij zich door de treindeuren wurmt. Ook na dat avontuur zwijgen zijn ouders. Wat bezielt die mensen? Wat heeft Stefan gedaan? Leeft hij nog?

Ondertussen moet hij ook nog zijn draai vinden in een nieuwe klas en met Lonneke, het wat eenzame meisje met de fonkelogen die ook een broertje kwijt is en daarom heel erg graag zijn vriendin wil zijn. De Wild roept een broeierige sfeer van aantrekken en afstoten op tussen de twee en bewijst daarmee nog wel het best dat hij wat in zijn mars heeft.

Meteen met zijn debuut komt hij al in de buurt bij Anke Kranendonk, bedreven in dit genre, die dit voorjaar haar twintigjarige schrijverschap viert met het indringende Lynn! (****, Lemniscaat, vanaf 11 jaar, € 14,95). Daarin gebeurt zoals in de meeste Nederlandse realistische puberboeken vrijwel niets en toch heel veel: bij de meisjes gaat het erom bij wie je hoort en of je al tieten hebt, bij de jongens of je ze al zag.

Allebei de auteurs weten met doordachte opbouw en lekkere zinnen dat populaire niveau tegelijkertijd vast te houden én op een ontroerende manier te overstijgen. Kranendonk doet dat wel iets subtieler dan De Wild. Ook al is het spannendste moment niet meer dan een bezoek aan de kermis: met Linda, die liever Lynn genoemd wordt, maakt Kranendonk een mooi hoogtepunt in haar oeuvre, dat nu eindelijk wel eens door een of andere kinderboekenjury verzilverd mag worden.

De Wild (1978) heeft minder humor dan Kranendonk, maar geeft wel meer het gevoel dat – hoe eenvoudig en vlot ook – geen woord er voor niets staat. De Wild daagt zijn lezers uit om na te denken over taboes. Kun je een familielid dat iets vreselijks doet in de steek laten? Kun je ophouden met van iemand te houden? En ben je niet per definitie medeverantwoordelijk? Een kinderboek kan nauwelijks actueler zijn.

Joeri blijkt wijzer dan zijn vader én zijn moeder, Lynn slaagt erin om niet meer te willen zijn dan zichzelf. En dat is ook niet niets. De bibliotheek van de bovenbouw van de basisschool, de laatste jaren bepaald niet met kwaliteit verwend, heeft er twee prachtpersonages bij.

**** (4)
Broergeheim
Emiel de Wild
Leopold, 168 pagina’s, € 14,95
ISBN 9789025862046
Vanaf 11 jaar