“Als er een God bestaat die dit heeft geregeld, dan zoek ik hem op als ik doodga, dan klets ik me met een smoes de hemel in en als ik hem dan zie lopen, dan trap ik zijn knieschijven kapot.”
Ana (15) is boos. Boos op de Nederlanders, omdat niemand geïnteresseerd lijkt in het feit dat haar Servische ouders door moslims vermoord zijn. Boos op Evren (17) uit Turkije, die haar zwanger heeft gemaakt en met haar wil trouwen. Dat moet een keer misgaan.
De auteur van de tragikomedie Landjepik, Derk Visser, weet desondanks een indrukwekkend luchtige toon te vinden en vast te houden in zijn nieuwste verhaal. Tot vlak voor het onvermijdelijke einde zijn de dialogen tussen de twee nieuwe Nederlanders vooral grappig en op een cabareteske manier confronterend.
Repliek vanuit migrantenperspectief lijdt natuurlijk tot een moralistische bijsmaak. Maar storen doet die nergens, omdat het gemopper op die verwende Nederlanders alleen maar het vervoermiddel is van een emotie die veel dieper zit: de wanhoop van twee jongeren die zich helemaal nergens welkom voelen. En dat terwijl hun nog ongeboren zoon spits zal worden bij de Turkse topclub Galatasaray.
Landjepik begint iets minder romantisch. In de Bristol, waar Evren tussen de babykleertjes en zwangerschapsonderbroeken zijn aanzoek doet. Als zijn ouders hun ontspoorde zoon, die in plaats van te studeren bij de Aldi vakken vult, niet binnen willen laten besluiten dan maar in Evrens ‘geleende’ BMW naar Kosovo te rijden. Ana vindt in het dashboardkastje een pistool waarvan Evren beweert dat hij het nog nooit eerder gezien heeft.
Dan ontpopt het verhaal zich als een polderversie van Bonny en Clyde, inclusief een met goud beladen bende Antillianen. Maar dat avontuur is alweer snel afgelopen als op de ringweg rond Amsterdam blijkt dat Ana benzine in BMW heeft gepompt in plaats van diesel.
Knap is de kleinheid waarmee Visser de grote dingen van het leven heel dichtbij weet te brengen in ultrakorte, precies rake zinnen. Visser, geschoold als scriptschrijver, maakt spitse dialogen vol ondertonen die het gevoel geven dat het organiseren van een filmversie van Landjepik nauwelijks extra werk zou moeten zijn.
Het is daarom echt zonde dat het boek zelf zo onaantrekkelijk oogt. De weinig prikkelende titel dekt geenszins de indringende lading van het verhaal. De flaptekst is op een verkeerde manier ironisch: ze gaan helemaal niet naar Kosovo. En de grijze, wollige aquarel van twee gelukkige picknickende jongeren op het omslag lijkt wel een poster voor een festival voor aanstaande ongehuwde moeders van de Evangelische Omroep.
En, erger nog: wat een dúnnetje weer. Je blijft je als lezer afvragen: iemand die zulke mooie korte verhalen kan schrijven, waarom produceert die er in anderhalf jaar maar één? En niet tien, in een lijvige, rauwe, confronterende verhalenbundel voor jongeren? Deze auteur verdient fans. Jammer hij het ze zo moeilijk maakt.