zaterdag 19 februari 2011

***** (5) Amanda Maxwell: Als ik dat had geweten

Lof voor de prachtige bundel Als ik dat had geweten van de Nieuw-Zeelandse schrijfster Amanda Maxwell. De Engelstalige titel Nobody Told Me There Would Be Days Like These is sterker, maar dat is dan werkelijk ook het enige dat aan te merken valt op de prima vertaling van Boukje Verheij. Melancholieke en hier en daar ongemakkelijke kijkjes in het leveren van dolende jongeren.

Prille verliefdheid: een verzameling afgebrande luciferhoutjes

Het meest veelzeggende verhaal in de bundel Als ik dat had geweten van de Nieuw-Zeelandse schrijfster Amanda Maxwell (1977) is het laatste, waarin de zeventienjarige Stella een baantje neemt als kantoormeisje in een homeopathisch onderzoekscentrum. Ze wordt verliefd op de warrige, ruim twintig jaar oudere onderzoeker Jerome die in een kamertje achteraf werkt en zich zelden laat zien. Ze denkt dat hij J.D. Salinger (1919-2010) is, de teruggetrokken levende schrijver van de klassieker Catcher in the rye, een van de weinige boeken die ze op de middelbare school helemaal heeft uitgelezen.

Salinger was in 2008, bij het verschijnen van de Engelstalige versie van de bundel, nog niet overleden en in het verhaal wordt naast een computer ook nog een ouderwetse typemachine gebruikt. Maar zelfs als de tijd van de verhaalwerkelijkheid de jaren tachtig zijn, was Salinger al een grijze oude man.

Die rekensom maakt Stella niet en de echte Jerome durft ze niet eens aan te spreken. Elke keer dat hij van hun gezamenlijke toilet komt, pikt ze het lucifertje dat hij gebrand heeft, om het te bewaren in een enveloppe die ze achter haar balie verstopt. Dat is alles. Pas als ze een aan New York geadresseerde brief naar het postkantoor brengt, kan ze zich niet inhouden.

Dit verhaal is Amanda Maxwell ten voeten uit. Ze laat de naïeve Stella zichzelf in de nesten werken en dan uitgebreid afgaan, eerst tegenover Jerome en daarna nog pijnlijker tegenover haar ongeïnteresseerde vriendin, die schouderophalend bekent dat ze op school het boekverslag van haar broer heeft ingeleverd.

Zo sneuvelen er steeds van die ondoordachte, op los zand gebouwde dromen in Maxwells debuut voor jongvolwassenen Nobody told me there’d be days like these. De vertaling verscheen eind vorig jaar, maar is te bijzonder om te laten liggen. Maxwells stijl is er een van indrukwekkend soepele, ultrakorte zinnen, soms aangenaam ironisch, soms op een lichtvoetige manier melancholiek.

Een goed kort verhaal is een tweetrapsraket die je aan de zwaartekracht helpt ontsnappen en daarna in het luchtledige verder laat zweven. Maxwell beheerst die techniek tot in de puntjes. Haar verhalen hebben steeds een effectief rood draadje: een gebarsten huis, een voorliefde voor donuts, een tweedehandse matras die slapeloosheid veroorzaakt of een paar geleende schoenen. Ze gaan over eerste baantjes, het ouderlijke huis verlaten, het einde van kalverliefdes; de bundel is boordevol schommelende zielen die op een dood punt hangen tussen de middelbare school en het ‘echte’ leven.

Jammer dat de Nederlandse flaptekst zo enthousiast het stempel ‘absurd’ op haar werk plakt, want zo absurd zijn de meeste verhalen van Maxwell niet. Het komische verhaal ‘Hoe word ik fotogeniek?’ misschien, waarin een foto van actrice Scarlett Johansson tegen iemand begint te praten in een vliegtuig. Een grapje. En voor het huis dat in tweeën breekt is een natuurlijke verklaring, verder gaat het over een jongen die terugkeert naar zijn vroegere buurt en daar iemand van zijn oude school neersteekt. Tragisch, niet absurd.

De vervreemding van Maxwell is juist subtiel, haar kracht ligt in de ongemakkelijke sfeer die ze weet op te roepen. Maxwell weet van kleine momenten grote, levensbepalende gebeurtenissen te maken die inspireren en treurig stemmen tegelijkertijd. De Australische titel drukt dit veel sterker uit dan de Nederlandse, maar de prettige vormgeving, de intrigerende omslagfoto en de uitstekende vertaling van Boukje Verheij maken dat helemaal goed.

Recensie in de Volkskrant 19 februari 2011.

vrijdag 18 februari 2011

Achter de stilte mogelijk mooiste boek 2011

Achter de stilte van Beate Teresa Hanika is genomineerd voor Mooiste Boekomslag 2011, melden verschillende literaire weblogs. Terechte bekroning. Wat mij betreft mag dit boek ook meedingen naar de Grote Jongerenliteratuur Prijs, vanwege de inhoud én de goede vertaling. Ik vond het in meerdere opzichten een van de beste jeugdboeken van 2010

woensdag 16 februari 2011

Dragt en Van Haeringen genomineerd voor Andersen Award

Tonke Dragt en Annemarie van Haeringen zijn genomineerd voor de Hans Christian Andersen Awards 2012. Deze internationale bekroning wordt ook wel de Kleine Nobelprijs genoemd en is de hoogste eer die te behalen valt als kinderboekenmaker. De voordracht is gedaan door de Nederlandse sectie van het International Board on Books for Young People, die om de twee jaar een auteur en een illustrator nomineert. Uiteraard doen de andere nationale secties dit ook. De winnaars worden bekend gemaakt tijdens de Kinderboekenbeurs in Bologna in april 2012. Annie M.G. Schmidt en Max Velthuijs wonnen de prijs in 1988 en 2004.

dinsdag 8 februari 2011

Giphart zit tweede GJP voor

Ronald Giphart zal dit jaar de jury voorzitten die de Grote Jongerenliteratuur Prijs uitreikt. Dit gebeurt in mei. Stichting Lezen maakte de jurysamenstelling vanochtend bekend. Benieuwd wat Giphart gaat doen, aangezien de vorige jury - onder leiding van Hedy d'Ancona - er een potje van maakte en met de eerste bekroning geen enkel cachet wist te geven aan deze potentieel interessante nieuwe prijs.

maandag 7 februari 2011

***** (5) voor Chris Haughton: Mama kwijt

Het meest geslaagde prentenboek was in de afgelopen periode het kekke Mama kwijt (Gottmer, *****, € 10,95, vanaf 3 jaar) van de Ier Chris Haughton. Klassiek gegeven: uilenkind valt uit nest, eekhoorn zoekt zijn moeder en komt steeds met het verkeerde beest aanzetten. Met zo’n boek is voorlezen ineens weer leuk.

**** (4) voor Leo Timmers: Meneer René

Iemand om in de gaten te houden is Leo Timmers, die met indrukwekkende penseelvoering levensechte platen maakt van dingen die je wel uit de bladzij zou willen pakken. Meneer René (Querido, ****, € 14,95, vanaf 5 jaar) vertelt over een kunstenaar wiens schilderijen echt worden. Net als in het klassieke verhaal van koning Midas, die alles wat hij aanraakt in goud veranderde, maakt dit hem niet gelukkig.

**** (4) Huiberts / de Jager: Circus Pientje

Marjet Huiberts is er een tekstdichter waarvan je altijd wel wat kunt vinden in de winkel. Haar verzen ontsporen heel soms in rijmelarij maar zijn altijd prettig kinderlijk. Circus Pientje (Gottmer, ****, € 14,95, vanaf 6 jaar) is haar nieuwste. Kunstenares Hanneke de Jager knutselde decors van stoffen en patronen. Pientje wil circusartiest worden en probeert in elk berijmd verhaaltje iets uit, wat natuurlijk weer mis gaat.

*** (3) Boonen en Meijer: Een zoen, alles voor een zoen

Verraderlijk is eenvoud, die toch niet zo eenvoudig is als gedacht. Een zoen, alles voor een zoen (***, Van Goor, € 13,99, vanaf 6 jaar) van Stefan Boonen en Marja Meijer lijkt op het eerste gezicht alles te hebben van een goed prentenboek: een aansprekend onderwerp – prins zoekt prinses – en frisse illustraties vol details. Aanwijzing dat het dat toch níet is, zijn de wel erg lange teksten. Meer dan een vuist zinnen per bladzijde is zelden een aanbeveling. Want zoveel woorden heeft een goed geïllustreerd verhaal helemaal niet nodig. En inderdaad: Stefan Boonen verliest zich in hijgerige mooischrijverij die onaangenaam voorleest, veel te abstract is en niet veel toevoegt. Zoenen pas lekker als je verliefd bent? Kleuters weten écht niet waar je het over hebt. Dan werken de grapjes erover ook niet zo.

** (2) voor Ingrid Godon: Is het nog ver?

De Vlaamse Ingrid Godon heeft een paar interessante titels op haar naam staan, gevuld met licht wereldvreemde, zachte krijttekeningen. Haar boeken zijn altijd een beetje verstild en vaag, maar Is het nog ver? (**, Querido, € 14,95, vanaf 5 jaar) is gewoon mislukt. Een mannetje die in een boom klimt is elke bladzij hetzelfde. Het mannetje concludeert dan ook aan het einde dat het wel eenzaam is, daar bovenin de boom.

*** (3) voor Oliver Jeffers: Het hart in de fles

Het hart in de fles van Oliver Jeffers (***, Pimento, € 15,-) is een werkelijk subliem geïllustreerde en vormgegeven metafoor over een meisje dat haar vader of opa verliest. Ze stopt haar hart in een fles en slaagt er pas in die er weer uit te krijgen als ze zelf moeder wordt. Wel duidelijk wie de doelgroep van dit prachtige prentenboek is: moeders.

Prentenboeken zijn het vaak nét niet

Een geschikt prentenboek uitzoeken voor peuters en kleuters is zo gemakkelijk nog niet, zullen veel ouders weer gemerkt hebben tijdens de Nationale Voorleesdagen. Er verschijnen in Nederland veel goede prentenboeken, maar nog veel meer zijn het net niet. Na één keer voorlezen is het wel mooi geweest. Wat is nu het geheim van het succes van die prentenboeken die wél jarenlang meegaan? Dat is nogal lastig in vuistregels te vatten. Maar wat níet werkt, laat zich aan de hand van een paar recente voorbeelden gemakkelijk uitleggen.

Belangrijkste advies: kijk uit met artistiek ogende, stijlvol vormgegeven boeken. Heb je het gevoel dat je de hippe catalogus van een uiterst verantwoorde schilderijententoonstelling in handen te hebben, lees dan de tekst goed door voor je het boek koopt. Vaak is het verhaal eigenlijk bedoeld voor volwassenen, al beweert de auteur en de uitgever wat anders.

Zoals Het hart in de fles van Oliver Jeffers (***, Pimento, € 15,-), dat een werkelijk subliem geïllustreerde en vormgegeven metafoor is over een meisje dat haar vader of opa verliest. Ze stopt haar hart in een fles en slaagt er pas in die er weer uit te krijgen als ze zelf moeder wordt. Wel duidelijk wie de doelgroep van dit prachtige prentenboek is: moeders.

Voor wie zich geneert om het hele prentenboek in de winkel te lezen: let bij het doorbladeren op afwisseling in de illustraties. De Vlaamse Ingrid Godon heeft een paar interessante titels op haar naam staan, gevuld met licht wereldvreemde, zachte krijttekeningen. Haar boeken zijn altijd een beetje verstild en vaag, maar Is het nog ver? (**, Querido, € 14,95, vanaf 5 jaar) is gewoon mislukt. Een mannetje die in een boom klimt is elke bladzij hetzelfde. Het mannetje concludeert dan ook dat het wel eenzaam is, bovenin de boom.

Verraderlijk is eenvoud, die toch niet zo eenvoudig is als gedacht. Een zoen, alles voor een zoen (***, Van Goor, € 13,99, vanaf 6 jaar) van Stefan Boonen en Marja Meijer lijkt op het eerste gezicht alles te hebben van een goed prentenboek: een aansprekend onderwerp – prins zoekt prinses – en frisse illustraties vol details. Aanwijzing dat het dat toch níet is, zijn de wel erg lange teksten.

Meer dan een vuist zinnen per bladzijde is zelden een aanbeveling. Want zoveel woorden heeft een goed geïllustreerd verhaal helemaal niet nodig. En inderdaad: Stefan Boonen verliest zich in hijgerige mooischrijverij die onaangenaam voorleest, veel te abstract is en niet veel toevoegt. Zoenen pas lekker als je verliefd bent? Kleuters weten écht niet waar je het over hebt. Dan werken de grapjes erover ook niet zo.

Nee, prentenboeken maken is een vak en je kunt dan maar beter de juiste ambachtslieden kennen. Marjet Huiberts is er een tekstdichter waarvan je altijd wel wat kunt vinden in de winkel. Haar verzen ontsporen heel soms in rijmelarij maar zijn altijd prettig kinderlijk. Circus Pientje (Gottmer, ****, € 14,95, vanaf 6 jaar) is haar nieuwste. Kunstenares Hanneke de Jager knutselde decors van stoffen en patronen. Pientje wil circusartiest worden en probeert in elk berijmd verhaaltje iets uit, wat natuurlijk weer mis gaat.

Ook iemand om in de gaten te houden is Leo Timmers, die met indrukwekkende penseelvoering levensechte platen maakt van dingen die je wel uit de bladzij zou willen pakken. Meneer René (Querido, ****, € 14,95, vanaf 5 jaar) vertelt over een kunstenaar wiens schilderijen echt worden. Net als in het klassieke verhaal van koning Midas, die alles wat hij aanraakt in goud veranderde, maakt dit hem niet gelukkig.

Het meest geslaagde prentenboek was in de afgelopen periode het kekke Mama kwijt (Gottmer, *****, € 10,95, vanaf 3 jaar) van de Ier Chris Haughton. Klassiek gegeven: uilenkind valt uit nest, eekhoorn zoekt zijn moeder en komt steeds met het verkeerde beest aanzetten. Met zo’n boek is voorlezen ineens weer leuk.

Deze recensie verscheen 5 februari 2011 in de boekenkatern van De Volkskrant.

dinsdag 1 februari 2011

***(3) voor Kees van Nieuwkerk: Het is weer raak met Kees en Sjaak

Kees van Nieuwkerk (1988) is het helemaal voor tienermeisjes: zoon van een BN’er, ziet er uit als een lekker hapje en schrijft columns in beautyblad Fancy over dingen waar ze zelf nog niet van durven dromen. Dat Van Nieuwkerk nu een boekje heeft gemaakt over zijn avonturen, Het is weer raak met Kees en Sjaak, is voor zijn fans waarschijnlijk niets te veel van het goede.

Kees heeft net eindexamen gedaan en komt de dagen door met dvd’s kijken op zijn kamer. Hij hoopt die zomer toegelaten te worden op de filmacademie en komt op het idee om in de tussentijd een boek te schrijven over zichzelf. Zijn beste vriend Sjaak gaat hem helpen, want ‘ik weet precies wat je denkt en dat is allemaal gay’.

Sjaak heeft gelijk: Kees komt niet veel verder dan wat mijmeren over een toneelstudente uit Maastricht die ‘piemelvrees’ heeft. Over haar maakt hij een best ontroerend gedicht: ‘En zonder dat ik het horen of ruiken kan / laat ze een heel klein scheetje in mijn hand’. Daarna noteert hij tot in detail zijn favoriete recept: pannenkoekencanneloni. Zo kan het niet verder, en dus rammelen de twee vrienden in de gammele Peugeot van Sjaak naar Berlijn, in blijde afwachting van veel verschillende billen en pillen.

Vraag niet of het allemaal echt gebeurd is, want Sjaak bestaat niet. Kees van Nieuwkerk wel en het is niet de eerste keer dat hij van zich laat horen. Hij is actief als redacteur bij jongerensite Spunk.nl en zijn afstudeerproject van de filmacademie Sterke verhalen (2010, samen met Teddy Cherim) kwam uit in 32 zalen. Met dezelfde bluf schrijft hij in hetzelfde jaar ook nog even zijn debuut. Op de laatste bladzijde verzucht de schrijver, blij dat hij klaar is: ‘kan ik eindelijk weer met jullie boys gaan hangen.’

Grappig is dat, want in het boek doet hij niet anders, net als in de film trouwens, waarin een boer naar Amsterdam komt en alleen mee mag doen met de hippe stedelingen als hij naar het eerstvolgende feest een levende pinguïn meeneemt. Opperste cool-heid, daar gaat het om. Dat schijnt iets te maken te hebben met pissen in het bad waar in het bier ligt te koelen, onbewaakte meisjes ontmaagden en jezelf bekijken in spiegels omlijnd met coke.

Van Nieuwkerk schrijft het allemaal droogkomisch op, volledig gespeend van zelfrelativering. Schoolkrantproza van het soort balorige lolbroekerij, waar iedere jaargang er wel één of twee auteurs in de aanbieding heeft. Geloofwaardige details ontbreken; waar is bijvoorbeeld tijdens die romantische nacht in de Ikea die dikke bewaker gebleven, die de minnaars op de camera volgt, voor hij de politie belt? En waarom beperkt de beschrijving van Berlijn zich tot wat iedereen kan opzoeken in de Rough guide? Het ergste zijn nog de wijsneuzige filosofietjes van het kaliber ‘deze generatie heeft een oorlog nodig’, over de angst om per ongeluk burgerlijk te worden en hoe weinig inspirerend een gelukkige jeugd is. Dat blijkt.

Maar zijn timing is goed. Hoe oppervlakkig het ook allemaal blijft, het middenrif wordt vakkundig bekieteld en het is moeilijk om die langer dan een paar bladzijden strak te houden. Met als hoogtepunt zijn bespiegelingen over hoe de lezer van dit boekje met de juist gekozen woorden door het ‘tien-minutengesprekje’ van de literatuurles kan komen. Dat is een verdienste; in de meeste Nederlandse jeugdboeken valt inderdaad bitter weinig te lachen.

Het is ook maar een spelletje, zal Van Nieuwkerk denken: waar maak je je druk over? En die gedachte is terecht: Het is weer raak met Kees en Sjaak is een leuke aaneengeregen column, met gegarandeerd hier en daar een vette lach, waarmee deze beginnende schrijver een heel klein scheetje laat in het gezicht van zijn leraar Nederlands.

Recensie verschenen in de Volkskrant op 22 januari 2011.