maandag 26 april 2010

Geronimo Stilton: De avonturen van Odysseus

Het ultieme bewijs dat Harry Potter vooral een succes was bij volwassenen is dat niemand mij ooit eens vraagt wat ik van Geronimo Stilton vindt. Nou is dat niet onterecht, Geronimo Stilton heeft de diepgang van een plak fabriekskaas. Van enig plezier bij het maken ervan is niets te merken. Zelfs dat de boeken populair zouden zijn bij kinderen laat zich lastig bewijzen: niemand heeft het erover. Het bedrijf Stilton is, als we de website mogen geloven, vooral een winkel. 99% marketing, 1% inhoud. Waar een blad als Donald Duck veel tijd steekt in lezerscontact door brieven af te drukken, houdt de wakkere muis meer van eenrichtingsverkeer. Daardoor weten we dus, behalve vermoedelijk hoge verkoopcijfers, feitelijk niets. Dat vind ik altijd een beetje verdacht. Mijn aandacht was ineens getrokken toen ik zag dat Stilton ook de klassiekers ging hervertellen. Nu met met 20% meer inhoud! Slim, kost niets, je hoeft ze alleen maar over te schrijven, die klassiekers. De boeken zijn ook ineens drie keer zo dik. Hoewel ik altijd wel sympathie heb voor nieuwe Homerus-vertalingen, roept deze vooral schouderophalen op. Ik vrees dat het vermoedelijke publiek van achtjarige Nickelodeon-meisjes hetzelfde zullen doen. Zelf lees ik toch liever de écht grappige versie die Donald Duck er in betere tijden van gemaakt zou hebben. Het meest tragisch is nog wel dat de onbekende Italiaanse tekstschrijfsters noch de Nederlandse vertaalster op het idee zijn gekomen om het boek Odysmuis te noemen.

Bas van Lier: Hoeveel papier gaat er in een boom?

Zijn naam is een stuk minder bekend, maar in de top drie van informatieve jeugdschrijvers hoort zeker ook de naam Bas van Lier. Twee van zijn beste boeken waren er al vanaf het begin van zijn carrière: Van schrijver tot boekenkast (1998) en het originele De wereld in het donker (2000), maar ook daarna is hij in gestaag tempo non-fictie blijven publiceren op topniveau. Gek genoeg is zijn ster niet zo hoog gerezen als die van Bibi Dumont Tak en Jan Paul Schutten. Daar moet maar eens verandering in komen. Zijn nieuwste aanwinst is Hoeveel papier gaat er in een boom? waarin duurzaamheid nu eens op een duidelijke manier wordt uitgelegd. Prettig is dat hij dat doet aan de hand van lastige tegenstellingen, zoals de vraag wat beter is, karton of plastic. Of hoe het kan dat sinaasappels uit het buitenland nauwelijks erger zijn voor het milieu dan appels uit het eigen land, maar je tegelijkertijd beter niet het hele jaar radijs kunt eten. Klinkt saai en taai, maar dat is het bij Van Lier zeker niet. En het spaart je ook een hoop gezoek, want veel heldere informatie is er niet op dit terrein. Jammer dat de laatste boeken van Van Lier in van die slappe kaftjes gaan met van die flauwe vraagtitels erop. Hij zou wat dat betreft ook zélf nog wel wat meer kunnen doen aan zijn bekendheid. De passie straalt er in vergelijking met zijn eerste boeken niet meer vanaf. Zonde, want als het om inhoud gaat is Bas van Lier misschien wel onze beste non-fictieschrijver.

woensdag 21 april 2010

Gewoon erg leuk: Paul van Loon, Allemaal onzin

Een van de best bewaarde geheimen van het kinderboekenvak is dat Paul van Loon een uitstekend schrijver is. Het koketteren met zijn 'grumor' en zijn zonnebril heeft bij sommige deskundigen en van die verantwoorde ouders geen goed gedaan. Dat de berichtgeving over zijn werk al jaren alleen nog maar van die enorme oplages spreekt, helpt ook niet. Ten onrechte. Maar dat je geen zin hebt in Dolfje Weerwolfje deel 26, kan ik me dan ook wel weer voorstellen. Probeer eens Allemaal onzin, de heruitgave van de verhalen van Wat ritselt daar? en Wie fluistert daar? Vladimir krijgt elke avond bezoek van Onzin, een mannetje dat achter het behang vandaan komt. Van Loon gebruikt de naam 'Onzin' zoals Homerus ooit Odysseus zichzelf 'Niemand' liet noemen bij de Kykloop. Als zijn ouders roepen wat het lawaai is op zijn kamer kan hij volledig naar waarheid zeggen: 'O, Onzin!' Een fijn voorleesboek, fijn dat het er weer is.

dinsdag 20 april 2010

Ik kan niets met Jenny Valentine

Iedereen is weg van Jenny Valentine, als ik de lovende besprekingen van Op zoek naar Violet Park (2008) en Gebroken soep (2009) moet geloven. In allebei de gevallen kwam ik niet verder dan een paar bladzijden. Met het net verschenen Mierenkolonie heb ik het wéér geprobeerd. Ik ben er echt een paar uur voor gaan zitten. Ik kan er niets aan doen: ik begin al na tien minuten met andere dingen. Teletekst kijken. Mijn zoon nog maar een boterham geven. Mail versturen op de laptop. Half uurtje slapen... Mierenkolonie gaat over een huis met vier bewoners, die niet erg met elkaar op kunnen schieten en een geheim bewaren voor de anderen. En ik moet na deze serieuze poging vaststellen: het geheim interesseert me gewoon geen reet. Ik wil het gewoon niet weten. Jenny Valentine schrijft prima en zit bij haar derde boek voor het eerst in een fatsoenlijk omslag (de vorige waren echt te lelijk om te bespreken), maar ik kom er niet doorheen. Ik vind het gewoon té gecomponeerd, te veel een conceptje en dan uitgewerkt, te veel de zoveelste 'eigenzinnige' puber met een probleem. Het leeft niet. Ik geef het op. Mijn collega's hebben ongelijk. Hier is iemand verantwoorde boeken voor jongeren aan het schrijven en geen literatuur.

vrijdag 16 april 2010

Vier sterren: Han van der Vegt, Het rode ei

Besproken in de boekenkatern van De Volkskrant: het kinderboekendebuut van dichter Han van der Vegt. In Het rode ei ontdekken drie verweesde meisjes dat ze in een raket wonen. Boek in een genre waar veel kwaliteitsschrijvers nog steeds hun neus voor ophalen, jammer genoeg. Van der Vegt publiceert zo nu en dan in Maatstaf en De Revisor en toerde een paar jaar geleden langs kleine Nederlandse podia met het epische, 1200 verzen lange sciencefictiongedicht Exorbitans. Aangezien de recensie nog steeds niet op internet te vinden is, zet ik hem hieronder.

Zusjes uit Snarkeskerke vliegen in ei naar de maan

Hun huis in Snarkeskerke wordt per ongeluk gesloopt, de ouders liggen dood onder het puin en van jeugdzorg hebben ze nooit gehoord. De zusjes Sam, Zus en Lot moeten hun eigen geld verdienen om te overleven. Gelukkig krijgen ze een vreemd, eivormig huis op pootjes van de gemeente. Maar daar zijn rare dingen aan de hand. En waarom zit de man die het gebouwd heeft in de gevangenis?

Het rode ei, het kinderboekendebuut van dichter Han van der Vegt (1961), maakt meteen duidelijk: geen getut, op avontuur! Als blijkt dat de zusjes in een raket wonen die op frisdrank naar de maan kan vliegen, gaan ze natuurlijk niet zitten wachten tot iemand ze vertelt of het wel of niet mag. En zo hoort het ook, in een avonturenverhaal.

Bij de verschijning van zo'n heerlijk boek past een beschaafd 'hoera!', want dit belangrijkste kinderboekengenre leidt in Nederland een zielig kwakkelbestaan. Kwaliteitsschrijvers halen er hun neus voor op en wat wél verschijnt is meestal weinig meer dan een treurig opstelletje tussen twee schreeuwerige kaftjes. Stilistische degelijkheid is doorgaans wel het laatste waar de makers van dat soort boeken zich druk over maken.

Dat is met het avonturenboek Het rode ei nu eens anders. Van der Vegt draait als dichter voor volwassenen al een tijdje mee, publiceert zo nu en dan in Maatstaf en De Revisor en toerde een paar jaar geleden langs kleine Nederlandse podia met het epische, 1200 verzen lange sciencefictiongedicht Exorbitans. Dat laatste geeft meteen ook aan dat zijn belangstelling voor raketten en ruimtereizen niet even is opgewarmd om een kinderboek te schrijven.

Ook is geen geheim wat hij als kind graag las. Het rode ei lijkt, oppervlakkig beschouwd, een moderne mix van Leonie Kooikers Het malle ding van Bobbistiek (1970), de kneuterige dorpswereld van Donald Duck en zo'n typische malafide burgemeester van Annie M.G. Schmidt. Heel vernieuwend is het allemaal niet, maar het is juist de mix die het boek zo leuk maakt.

En die plezierige schrijfstijl, natuurlijk. Geen bladzijden vol 'zei zij zuchtend', 'grijnsde de burgemeester' of 'riepen de kinderen verontwaardigd'. Zelfs van eenvoudige mededelingen zoals 'dan maar zonder drop' weet Van der Vegt iets swingends te maken. De namen die hij verzint - Snarkeskerke, burgemeester Van Knauteringen en de zusjes Nibbedonk - zijn lekker gek en toch geloofwaardig.

Van der Vegt neemt zijn lezers serieus en gebruikt hier en daar volwassen woorden zonder ze uit te leggen. Een puddingbroodje is bij hem, misschien door de tijd dat hij als dichter vanuit Antwerpen opereerde, een 'eclair' en zo hou je aan dit boek nog eens een mooi woord over ook. Daar helpen de smakelijke illustraties van opkomend tekentalent Loes Riphagen goed bij.

Fijn is dat er hier en daar cynische grappen staan die niet passen bij de nauwelijks te vermijden zoetigheid van het doorsnee kinderboek. Ook is de uitkomst van het verhaal niet het gebruikelijke binnenhalen van de helden door de gemeenschap. Nee, ze worden in de cel gezet. En de ouders zijn na hun ontsnapping trouwens ook nog steeds dood.

Hier en daar lijkt de ironie van Van der Vegt niet helemaal uit de verf te komen. In kleine knipoogzinnetjes jeukt het. Bijvoorbeeld als na het verlaten van de stratosfeer de meisjes ontdekken dat het twee dagen vliegen is naar de maan. Maar: 'Natuurlijk hadden we een boek meegebracht.' Uiteraard, dat is het eerste waar een ruimteheld aan denkt. Of in een titel als: 'Hoe beledig je een buitenaards wezen?'

Je voelt: hij wilde graag net zo ontregelend schrijven zoals in zijn gedichten. Dat is een lijn die hij in een volgend boek door zou moeten zetten, want hij kan het nog veel bonter maken dan hij nu gedaan heeft. Maar vooralsnog maakt een ongecompliceerd avontuurlijk en toch goed geschreven debuut als Het rode ei in de eerste plaats blij.

Ga je mee (Dematons) gaat nog wel even mee

Al sinds 2000 doorlopend te koop en terecht. Houden zo! Prachtig verhaal over jongetje dat door eigen tuin sluipt en een draak, een reus, een beer, een walvis, een piratenschip en een roversbende tegenkomt. De lezer moet hem helpen om hier langs te komen door heel zachtjes de bladzij om te slaan, het hol van de beer met de hand af te dekken en de rovers af te leiden met scheldwoorden. Net als Sinterklaas een blijvertje voor gelukkige lezers in de dop en misschien nog wel knapper geïllustreerd met platen waar je zo in lijkt te kunnen stappen.

woensdag 14 april 2010

Oomen en Sikkel winnen Jonge Jury

Naar zojuist bekend is geworden hebben Francine Oomen en Manon Sikkel de Jonge Jury gewonnen. Francine Oomen won de hoofdprijs met Hoe overleef ik mijn vriendje? (en hij mij!) en Manon Sikkel kreeg de debuutprijs voor Is liefde besmettelijk? door IzzyLove. Eerder won Sikkel al de Hotze de Roos-prijs. Andere genomineerden waren: Mijn allerliefste vijand van Milou van der Horst, Bad boys for life! van Vrank Post en Op blote voeten van Maren Stoffels. De organisatie van de prijs heeft op hun website weer een lijst met kerntitels opgesteld. Zowel het boek van Maren Stoffels als het boek van Vrank Post komen van die lijst.

dinsdag 13 april 2010

Thé Tjong-Khing krijgt Max Velthuijs-prijs

Thé Tjong-Khing wint zeer verdiend de tweede Max Velthuijs-prijs. Dit is de illustratievariant van de Theo Thijssen-prijs, die weer de jeugdvariant is van de P.C. Hooft-prijs. In alle gevallen gaat het behalve om de eer om een bedrag van 60.000 euro. De hoogst haalbare prijs voor illustratoren van kinderboeken werd in 2007 voor het eerst uitgereikt aan Mance Post. Thé Tjong-Khing (1933) begon zijn carrière als striptekenaar en brak door in de jaren zeventig als illustrator van onder meer Miep Diekmann en Guus Kuijer. Hij is nog steeds erg actief én succesvol, zowel bij deskundigen als bij het grote publiek. In 2005 kreeg hij voor het populaire Waar is de taart? de Woutertje Pieterse-prijs. Het derde deel van deze serie woordeloze prentenboeken waarin steeds een taart wordt gestolen heet Verjaardag met taart en verschijnt deze zomer.

TXT, nieuwe bundel Benali is drie keer niks

Over de verzameling van verhalen en fragmenten in de bloemlezing TXT geen klachten. Dat hebben de ervaringsdeskundigen - leraren Nederlands Mariët Engels, Jos Lanters, Coen Peppelenbos en Edo Velema - prima gedaan. Veel auteurs van nu, helemaal goed. Maar de presentatie door 'gastheer' Abdelkader Benali is drie keer niks. En wel hierom.

1. Volgens de titel maakt het niet uit wát je leest
Het gaat elke keer weer fout met jongeren en lezen: we drukken ze nog voor ze hebben mogen genieten met de neus op de tekst zelf. Het maakt niet uit wat je leest, als je maar literatuur leest. Jongeren met belangstelling voor vorm zijn een hoge uitzondering. Makers van dit soort 'leesbevordering' willen steeds maar wijzen op het raam, terwijl de meeste kunstliefhebbers graag door het raam héén willen kijken. Richt je bij boekpromotie dus altijd in de eerste plaats op inhoud. Met een suffe slogan als 'Alles is mogelijk in zestien verhalen' bereik je alleen leesgrage VWO-meisjes. Dat is zoiets als de goede boodschap brengen in Staphorst.

2. Literatuur nooit, nooit, nooit inleiden
Literatuur nooit inleiden, en zeker niet met een kolossale spelfout. Ik ga er als recensent van uit dat echte lezers mijn recensies links laten liggen. Niets zo verwoestend voor leesplezier als een beoordeling. Je gaat je toch niet vooraf laten vertellen wat je precies moet vinden van een boek? Benali begint met een onnozel interview met Ronald Plasterk, financier van het project. We moeten daaruit concluderen dat lezen geweldig is, omdat je er alles over de ware liefde in kunt ontdekken en ook de taal zelf. Handig voor het schrijven van "sollicitatie brieven". Daarna krijgen we ook per verhaal persoonlijke ontboezemingen van Benali. "Je zou erbij willen liggen", zegt hij over de vijf vrienden van F. Springer. Of "Wat is de hoofdpersoon in Red ons, Maria Montanelli toch een rotventje." Alsjeblieft: mogen we de verhalen nu eindelijk zelf gaan lezen?

3. Donder op met je getwitter
Gelikte vormgeving en een algehele sfeer van "lezen is máster" helpt echt niet als je al op het verkeerde spoor bent. Dus een twitterwedstrijd kun je dan ook wel laten zitten. Is u trouwens bekend dat twitteren vooral populair is bij mannen van rond de dertig en veertig? Zal me benieuwen wat er aan inzendingen binnenkomt, maar dezelfde Laurence uit Heemskerk, Emma uit Haarlem en Lieve uit Beverwijk lachen me al een paar dagen toe op de website van de wedstrijd. Die kunnen we vast werven voor de plaatselijke leeskring. Het was sowieso aardig geweest als we alle reacties hadden kunnen zien in plaats van geselecteerde voorbeelden. En met data erbij. Gewoon op www.twitter.com en niet in deze beschermde omgeving. Nu geloof ik er geen donder van. Dit is marketing. Maar daar trappen zestienjarigen natuurlijk blindelings in.

De bloemlezing TXT is uitgedeeld tijdens de boekenweek maar leidde al ruim voor het drukken ervan tot ruzie. Ted van Lieshout verbaast zich over de afwezigheid van jeugdliteraire fragmenten. Medesamensteller van de bloemlezing Coen Peppelenbos verbaast zich dáár weer over.

maandag 12 april 2010

Tonke Dragt voorgedragen voor 'nobelprijs'

Tonke Dragt is door de Nederlandse afdeling van de International Board on Books for Young people voorgedragen voor wat wel de Nobelprijs voor de jeugdliteratuur wordt genoemd: de Astrid Lindgren Memorial Award. Overigens wel een late nominatie: ze heeft al jaren niets nieuws, althans niets groots met internationale uitstraling, gepubliceerd. Maar misschien komt deze verdiende hoogst haalbare waardering er nog net op tijd. Marit Törnqvist is ook voorgedragen.