Een marineblauwe zeebeer zonder verleden. Een professor met zeven breinen, waarvan er vier op pootjes uit zijn hoofd steken. Een stad in een tornado. Dwergpiraten en klaboutergeesten. Het is lang geleden dat ik zoveel onzin bij elkaar heb gezien én heb geslikt als zoete koek. Werkelijk niets gaat de Duitse striptekenaar en anarchist Walter Moers te ver in zijn eerste kinderboek. Als het tenminste een kinderboek is.
De 13 1/2 levens van kap’tein Blauwbeer is het (halve) levensverhaal van een vertederend en een tikje onnozel beertje uit het lang geleden verdwenen continent Zamonië, dat ergens tussen Europa en Amerika moet hebben gelegen. Blauwbeer vertelt over dertien van zijn avontuurlijke ‘levens’. In totaal heeft een blauwbeer 27 levens te gaan, maar de rest houdt hij graag voor zichzelf.
Aan die dertien heeft Moers echter genoeg om te laten zien hoe moeiteloos hij een bizar universum barstensvol verhalen en ongelofelijke schepsels kan verzinnen. En als het allemaal te grotesk dreigt te worden, filosofeert hij even gemakkelijk bladzijden lang over verschillende soorten knopen of de edele kunst van het pizza-beleggen. En geloof me: deze fantasie-encyclopedie gaat niet vervelen.
Minpuntje is dat Moers zich niet geneert om zijn enorme woordkennis te etaleren. Voorleesvaders en –moeders zijn gewaarschuwd. De kinderen zullen willen weten wat ‘bestiariumlyriek’, ‘nepotisme’ of ‘militant romantisch’ betekent. Het kan geen kwaad om de Dikke van Dale klaar te leggen.
Overigens schrijft Moers zo scherp, zo beeldend, zo vol verassende details en vooral zo satirisch-komisch, dat die paar woordenboekwoordjes alleen maar bijdragen aan de exotische feestvreugde van zijn taal. Op de plekken waar woorden overbodig zijn, zet hij zijn verhaal bij kracht bij met tekeningen in zijn herkenbare humoristische stijl, die het boek zo toegankelijk maken als een stripboek. En bovendien niet zelden op de lachspieren werken.
Het absolute hoogtepunt van de roman is een strijd tussen twee vermaarde leugengladiatoren. Liegen is in Atlantis, de hoofdstad van Zamonië, een populaire sport en vermaarde fantasten dagen elkaar voor groot publiek uit om de beste onzinverhalen aan elkaar op te dissen. De wedstrijd is pas afgelopen als een van de twee gladiatoren opgeeft. Dat kan na dágen zijn als het moet.
Iedere schrijver verraadt ergens in zijn boeken zijn geheime motieven en Moers doet dat hier. ‘Dichterbij het einde van mijn fantasie ben ik nooit meer gekomen’ verzucht Blauwbeer, die natuurlijk ook leugengladiator wordt, tijdens het spannendste duel van zijn carrière. Voor de lezer is op dat moment de grote vraag: houdt Moers dit vol en hoe lang nog? Zijn roman heeft veel weg van een recordpoging om de knapste opschepper van de geschiedenis te worden.
Moers verheft in Blauwbeer grootheidswaan, net als in zijn strips, tot kunst. Deze roman voor alle leeftijden dingt naar een plaats in de eregalerij van literaire leugenaars en charmante oplichters en steekt schaamteloos en zelfverzekerd eeuwenoude letterkundige meesterwerken als Ware verhalen van Lucianus, Gullivers reizen en Baron van Münchhausen naar de kroon. Dat is niet bescheiden. Of zijn poging slaagt, moet ieder voor zich uitmaken, maar innemend is Moers in al zijn blaaskakerigheid wel. Eén ding bewijst hij met verve: literatuur is overtuigingskunst.
Deze recensie verscheen in september 2002 in de boekenkatern van het Algemeen Dagblad. Het boek werd geen bestseller, maar is nog steeds te koop en heeft een schare enthousiaste fans, vooral onder (jong)volwassenen. Je zou het een cultboek kunnen noemen.