De hondse hel van het zeventien-zijn
Hondenseks! Vijf jaar geleden riep het keiharde Junkies (1997) van de Britse auteur Melvin Burgess (1954) in eigen land al veel discussie op en het decor van het daaropvolgende Bloedtij (2000) is een orgie van incest, bloederige moordpartijen en vileine complotten. Wat heeft hij hier nog aan toe te voegen?
Dat valt reuze mee (of tegen). Het gegeven van het nieuwste boek van Burgess, Foxy, mijn leven als een teef, is op zich gruwelijk genoeg, maar veel verder dan een rauw-realistische versie van Walt Disneys hondenklassieker Lady en Vagebond gaat het niet.
De knappe zeventienjarige Sandra uit Manchester is hard op weg om haar reputatie als ‘teef van de buurt’ waar te maken, als een alcoholistische zwerver met magische krachten haar ook daadwerkelijk in de vrouwtjeshond Foxy verandert.
Larie natuurlijk, maar Burgess werpt door zich verder wél aan de wetten van de werkelijkheid te houden, toch een interessante blik op het leven van alledag. Vanuit hondenperspectief wel te verstaan.
Als Sandra van de schok bekomen is, beseft ze dat een leven in een harig lijf met vier poten helemaal zo slecht nog niet is. Bevrijd van zorgen en schuldgevoel kan ze de hele dag doen waar haar hart naar hunkert.
Burgess is op zijn sterkst als hij de roes beschrijft van jagen, spelen, verscheuren, elkaar achternazitten en, als je loops bent, twintig keer per dag een ruige reu op je rug. Waar normaliter in tekenfilms van beesten mensen worden gemaakt, doet Burgess het tegenovergestelde. En dat is ook wel eens lekker.
Toch slaat de twijfel toe bij Foxy-Sandra. Het is moeilijk om de familie en vrienden waar je van houdt te vergeten, ook al behandelen die je als een schurftige straatschuimer. Word je helemaal hond, of behoud je iets van je menselijke waardigheid, is dan de vraag. Hier blijkt hoe goed Burgess de hondse hel van het zeventien-zijn heeft begrepen.
Het is daarom enorm jammer dat het boek even zo plotseling ophoudt. Na 150 prachtige pagina’s over de moeilijke keuze die iedere puber moet maken tussen zijn hormonen en de beschaving, neemt Sandra haar hoogstpersoonlijke beslissing en daar moeten we het maar mee doen.
De vraag waaróm Sandra deze ellende allemaal moet meemaken en hoe het verdergaat met de boeiende personages die de auteur heeft geschapen, blijven onbeantwoord, alsof de schrijver er ineens geen zin meer in had en zijn eigen ideetje beu was. Burgess zet hoog in, maar overtuigt uiteindelijk maar half.