Vandaag in de boekenkatern van de Volkskrant: vijf sterren voor Derk Visser Prikkeldraad.
Droge zinnen die pijn doen van het opgekropte verdriet
De vijftienjarige Chelsea is de enige getuige van het ongeluk van haar alcoholistische vader. Als ze op geleende rode hoge hakken de trap af zwalkt, probeert hij haar met een onhandige beweging overeind te houden. Hij struikelt, breekt zijn nek en raakt in coma. En dat is maar een van de problemen waar het van diepvriesfrikadellen levende gezin tot dan toe mee omging: hun café Het Klokje is failliet en zus Jewel moet zich melden bij de politie omdat ze de neus van haar gymleraar heeft gebroken.
Het kan niet anders of Derk Visser (1959) slaat met zijn nieuwe jongerenroman Prikkeldraad dezelfde weg in als met de zeer geslaagde voorgangers Patatje Oorlog en Landjepik (Nieuw Amsterdam, 2007 en 2009). Daarin proberen aandoenlijke, goedgebekte jongeren iets van de wereld te begrijpen en van hun eigen leven te maken. Vissers dialogen zijn verslavend: een mengelmoes van volkswijsheden, roddels, geruchten, grappen en gekke invallen die helemaal nergens heen lijken te gaan.
Goed dat hij in deze stijl een dikker boek heeft aangedurfd. Zijn in kleine oplagen verschenen novellen zagen er dankzij de zachte, romantische potloodtekeningen op de omslag uit als christelijke voorlichtingsboekjes over zwangerschap en het huwelijk. De omslagfoto van Prikkeldraad is weliswaar slecht gekozen - een schaars gekleed vwo-meisje in een duur opgeknapt tweeverdienersappartement kan onmogelijk Chelsea zijn - en de vormgeving even smakeloos als die van de gemiddelde jongerenlectuur, maar misschien helpt dat wel en krijgt Visser eindelijk lezers. Want die verdient hij.
Derk Visser benadert met zijn compromisloosheid de indringende jeugdromans van Floortje Zwigtman en doet met zijn heldere stijl en wrange humor denken aan de beste verhalen van de op middelbare scholen zo populaire Mensje van Keulen. In zijn kleine, maar hopelijk nog lang niet voltooide oeuvre gaat het er niet zachtzinnig aan toe. Zijn jongeren verzuipen in de problemen, die ze meestal nog zelf veroorzaakt hebben ook.
Uniek aan Visser is dat hij voor die achterbuurttypes zo veel sympathie weet op te roepen. Het zijn de probleemfiguren die opdoemen uit bezorgde krantenberichten, types die hun school niet afmaken, torenhoge schulden hebben die ze met hun vakkenvullersbaantjes niet kunnen afbetalen en wier bezopen ouders de wijkagent en de ambulancebroeder in elkaar slaan. Ze willen een ander leven, en tegelijkertijd doen ze er álles aan om dat niet te krijgen.
Toch doet Visser je werkelijk geloven dat deze jongeren iemand of iets anders zouden kunnen zijn. Indrukwekkend is de onnadrukkelijkheid waarmee hij die verhalen vertelt. De meiden rommelen met condooms en praten over de bedkwaliteiten van jongens alsof het niets is. Seks is de normaalste zaak van de wereld, net als midden op de dag bier drinken en de Polen die voor de deur staan te barbecuen.
Eigenlijk gebeurt er niet veel: Chelsea pakt Duncan Douma, de ambitieuze rioolontstopper, van haar zus af en haar beste vriendin Jennifer gaat het helemaal maken in de muziekindustrie dankzij haar 'manager', de loensende Mickey Dielemans. Ondertussen zit het achterliggende tragische verhaal knap in elkaar. De ouwehoerende en zichzelf tegensprekende meiden sluipen in je ziel en de niet te vermijden uitbarsting wordt uitgesteld tot het bittere einde, met droge zinnen die pijn doen van het opgekropte verdriet.
Over de auteur is weinig bekend. Hij is werkzaam in de jeugdzorg en bouwt in vrije uurtjes aan zijn gestaag groeiende oeuvre. Misschien is het dankzij die afzijdige positie dat hij bij geen enkele literaire of populaire stroming hoort. Het werk van Visser staat op zichzelf en verdient veel meer aandacht dan het tot nu toe gekregen heeft. Lees die man.
(Recensie door Pjotr van Lenteren, gepubliceerd op 11-07-2011)