zaterdag 10 maart 2012

** (2) voor Marco Kunst De Sleuteldrager

Timeo zit hoog in de grote, oude eik verstopt als hij ziet hoe een rustende reiziger door de snel groeiende wilde wikke wordt aangeraakt en versteent. Zijn vader, met wie hij in een armoedig hutje in het bos woont, weet wat dit betekent: de Gruwel is terug. Voordat de onstuitbare struiken de stad zullen overspoelen, moet hij een sleutel die hij al zijn hele leven om zijn nek draagt naar de koning brengen.

Dit alles volgens een oude mythe die in statige, van vader op zoon vertelde verzen is vervat. Alleen raakt hij voor hij die opdracht kan vervullen raakt zelf versteend. Samen met het eerste meisje van zijn leeftijd dat hij na een eenzame jeugd ontmoet, Manou, gaat de dappere Timeo met zijn zware last op pad om het koninkrijk Myr te redden.

Het is treurig, maar Marco Kunst maakt in zijn nieuwste roman De Sleuteldrager hooggespannen verwachtingen niet waar. Die zijn vooral gebaseerd op zijn veelbelovende filosofische sciencefictionroman Gewist (Querido, 2004), waarvoor hij in 2007 het Charlotte Köhler Stipendium in de wacht sleepte. Zijn tweede roman, het fantasieverhaal Isa’s Droom (Querido, 2008) lukte wat minder goed. Van De Sleuteldrager werd gehoopt dat die hem weer op zijn oude niveau terug zou brengen.

Maar daarvoor bevat zijn nieuwste avontuurlijke fantasieverhaal veel te oppervlakkig proza en te veel cliché's. Een indrukwekkend stilist toonde Kunst zich ook in Gewist al niet, maar een bepaalde rust en gedragenheid en oog voor detail maakte zijn debuut toen toch tot een prettige leeservaring.

De Sleuteldrager gaat gebukt onder gênant middelbareschoolproza met uitbundig gebruik van inadequate bijvoeglijke naamwoorden (‘glunderende’ meisjes die ‘scheef’ lachen of ‘meewarig’ het hoofd schudden) en een mislukte poging om ouderwets galmend sprookjesachtig te schrijven (‘ziedend en zengend’, ‘grauwer en grijzer’). Als dit al enig effect zou sorteren, dan doorbreekt hij dat met harde, ongecontroleerde stijlbreuken, bijvoorbeeld als Timeo een ‘houten kont’ krijgt van het lange zitten. En de details zijn nogal eens slecht gekozen: van zo’n beetje alles wat er gegeten wordt krijgen we wel het recept, maar totaal geen trek.

Met een zekere prikkelbare vermoeidheid sleept onze knorrige held Timeo zich van poging tot poging om zijn volgende handeling geloofwaardig te maken in wat niet beter kan worden omschreven als een malle griezelversie van Doornroosje. Die ten slotte op onnavolgbare wijze culmineert in de keuken van het paleis, tussen de borrelende pannen van chef-kok Stovertsen die zich terwijl buiten een reusachtige sidderaal de stad teistert, alleen maar druk maakt om zijn lobbige saus.

Wat leren we van De Sleuteldrager, als we tot het einde volhouden? Dat het Kwaad ontstaat als je je te veel verdiept in ‘kennis die beter onbekend had kunnen blijven’ en dat domme mensen bereid zijn om alles te geloven wat hun leiders zeggen, doordat ze elkaar bang maken met praatjes over vreemdelingen, besmettelijke ziektes en boeven. Het antwoord op die Gruwel is dan ook: gewoon niet bang zijn.

Kom nu toch. Er zijn in het leven van het moderne kinderen echt wel wat meer nuances te ontdekken. Kunst zoekt die ook wel, als hij het verdrietige verhaal vertelt van de broer van de koning die houdt van dezelfde koningin en in de wetenschap geen bevrediging vindt voor zijn gefnuikte liefde. Maar dan is het al veel te laat. Pas op de laatste bladzijde vinden we de enige rake zin van het hele boek.

Marco Kunst moet een aantal jaar geleden zijn vertrokken met een goed idee, maar is onderweg hopeloos verdwaald. Kennelijk is hij ook gedrevenheid kwijtgeraakt om er nog iets van te maken wat bij zijn eerder aangetoonde kwaliteiten past. Het resultaat is echt te mager voor een auteur die bij twee van de beste kinderboekenuitgevers van het land verschijnt.