Ted van Lieshout is lekker bezig. Sinds het begin van het millennium schrijft hij veel vrolijker en toegankelijker poëzie dan hij daarvoor deed. Gelukkig raakt hij daarbij niet alles kwijt wat zijn wat volwassener werk zo interessant maakte. Het is net alsof hij het uitdagende van vroeger probeert samen te voegen met het frisse en fruitige van de weinig om het lijf hebbende versjes zoals in bijvoorbeeld Van Ansjovis tot Zwijntje. Dat is in Wij zijn bijzonder, misschien zijn wij een wonder goed gelukt. Vijf sterren.
Wie wil er nu naakt in een kinderboek?
Drie blote mannen kreeg dichter en beeldend kunstenaar Ted van Lieshout dit voorjaar op een zaterdagse televisieavond in bad: presentator Paul de Leeuw, rapper Gers Pardoel en een onbekende meneer uit het publiek. Ze moesten een bolhoed op. De dichter stond enigszins schuchter naast het gelach om foto’s te maken voor zijn nieuwste bundel Wij zijn bijzonder, misschien zijn wij een wonder, bij het spetterende gedicht ‘Drie mannetjes met hoedjes op die zaten in het bad.’
Wie wil er nu naakt in een kinderboek? Zoiets krijgt alleen Ted van Lieshout voor elkaar. Hij wist geen andere manier om duidelijk te maken dat het vrolijke gedicht niet over jongetjes gaat, maar over kletsnatte kerels. Nonsens? Zeker niet. Deze kinderdichter vraagt in zijn oeuvre niet alleen op een ontroerende manier aandacht voor alle vormen van anders zijn, bovendien is hij daarin hoogst precies. Hij wordt niet graag verkeerd begrepen.
Want bijzonder zijn is een erezaak voor Van Lieshout, die daar zelf al als klein jongetje mee begon. Het gaat bij hem dan ook nooit om iets sneus, iets dat in andere kinderboeken aan het eind van het verhaal altijd wordt opgelost met acceptatie en applaus. Het gaat om een gevoel dat dieper reikt. Anders zijn is geen misverstand, maar een manier van leven.
Zoals in het gedicht ‘Joris Jan Bas’, over een jongetje dat met een jurkje aan naar school wil. Na aanvankelijke pesterijen geeft hij trots en halsstarrig aan dat hij ‘niet zo gewoon wil zijn als de rest van de klas’. Als de volgende dag álle jongens in een jurkje verschijnen, kun je wel raden wie er in de tussentijd zijn haar groen heeft geverfd.
Ook hier een foto, een oude zwart-wit uit 1964. We zien Van Lieshouts eigen klas van de Sint Servatiusschool in Eindhoven. Over zijn spillenbeentjes is een jurkje gemonteerd. Zoiets gebeurde op een jongensschool in de jaren zestig natuurlijk niet écht. Pijnlijk beeld, als je weet wat er achter schuilgaat: de piepjonge Ted trots glimmend pontificaal vooraan in het midden, juf Coppes er lachend achter. Alsof het allemaal de normaalste zaak van de wereld is.
Verder is er een meisje met kanker, maar ze houdt bij hoog en bij laag vol dat de wind haar haar heeft meegenomen. Er is een trein die niet naar Leiden en Den Haag wil, maar naar Zandvoort aan Zee. Een spook dat bang is in het donker. Een rover die een voordeur met nummer en brievenbus steelt, omdat hij heel eenzaam is en graag de post van andere mensen wil ontvangen. Een juf die liever in een boom zit. Drie jongetjes die op ballet willen.
Het zijn grappige gedichten. Stille gedichten. Pesterige gedichten. Opstandige gedichten. Kiezend voor een veel jonger publiek dan gebruikelijk, heeft de dichter met succes een vonk laten overspringen tussen zijn vrolijke, plagerige en soms bewust oubollige versjesstijl en het meer serieuze, vrije werk dat hij meestal maakt. Veel van zijn collega’s ontsnappen bij deze doelgroep niet aan moralisme en getut, Van Lieshout is in elke vezel echt.
Over enkele weken tijdens de kinderboekenweek is Van Lieshout een hoogst serieus te nemen kandidaat voor een Gouden Griffel met zijn experimentele bundel voor elf jaar en ouder Driedelig paard. Dat zou meteen ook de eerste Gouden Griffel voor een kinderdichtbundel zou zijn sinds 1996, en verdiend. Wij zijn bijzonder, misschien zijn wij een wonder is weer iets heel anders, een nieuw, vrolijk hoogtepunt in een rijk en steeds afwisselender oeuvre. Anders zijn een straf? Dat leert Ted van Lieshout je wel af.