zaterdag 23 maart 2013
**** (4) Joyce Pool Castraat
Muziek is zijn eerste liefde, maar misschien ook meteen zijn laatste. Het populaire citaat van popcomponist John Miles krijgt een dubbelzinnige lading, wanneer het als motto wordt gebruikt op de eerste bladzijde van De castraat. In haar nieuwste historische jeugdroman verhaalt Joyce Pool over een leerlooierszoon die goed kan zingen, een Florentijns conservatorium met misschien iets té doortastende docenten en een wel erg opdringerige mecenas.
Interessant, want: liefde, hoe werkt dat als je vlak voor je puberteit onvrijwillig bent ontmand, op een slaapzaal tussen hitsige koorknapen slaapt en bent voorbestemd tot een leven in de kerk? De tot nu toe weinig opvallende schrijfster van ietwat brave historische jeugdboeken mikt met bronstige zinnetjes over bonkende jongens, rijpe bramen en ronde peren zonder omhaal op de onderbuik.
Ook de literaire lat lijkt Pool ineens een stuk hoger te leggen in een poging om een aantrekkelijk compromis te vinden tussen de degelijkheid van de school van Thea Beckman en meer moderne, confronterende en ontregelende historische jongerenromans als Wolfsroedel (2003) en Schijnbewegingen (2005) van Floortje Zwigtman. Dat belooft een kijkje in het verleden dat rode oortjes geeft, leerzaam is én aan het denken zet.
Haar onderwerp is daar boeiend en veelzijdig genoeg voor. Niemand kan zich het stemgeluid van een castraat nog voorstellen. Misschien wel de enige wiens zang ooit is opgenomen, Allesandro Moreschi (1858-1922) van de Sixtijnse Kapel, klinkt totaal anders dan de machinaal uit een countertenor en een mezzosopraan samengestelde, geplaybackte stem van de castratenfilm Farinelli (1994). Het geluid van een castraat is niet vergelijkbaar met man noch vrouw. Zelfs een kind klinkt werkelijk anders.
Wie dat hoort, kan zich iets voorstellen van de begerigheid van monniken en priesters uit eeuwen. Met praktische overwegingen – vrouwen mochten van de paus niet optreden – heeft hun passie niets van doen: mannen zonder mannelijkheid symboliseren de hemelse engelen, niets meer en niets minder.
Dat aspect van de roman heeft Pool goed aangepakt. De details boeien en overtuigen en de vanzelfsprekende en allesoverheersende aanwezigheid van God en het hiernamaals is geloofwaardig getekend en maakt van hoofdpersoon Angelo een veel geslaagder historisch personage dan de gebruikelijke, individualistisch denkende en dus niet geloofwaardige jongeren die de doorsnee geschiedenisroman bevolken.
Hier en daar komt is Pool voor haar doen humoristisch als ze vertelt over de strijd tussen verschillende conservatoria om castraten te verhuren aan huishoudens waar een dode te betreuren valt. En met het opvoeren van mecenas Ferdinando de’ Medici, die duidelijk niet alleen in de gezang van de castraten is geïnteresseerd, brengt ze zelfs een niet meteen te duiden element van onafwendbaar onheil in de roman.
Nee, klassieke muziek was geen stoffige bezigheid rond 1698; zo veel is duidelijk. Pools enige zonde is dan ook dat ze van Angelo Montegne na al zijn avonturen toch weer een zo gewoon mogelijke jongen probeert te maken. Ondanks zijn onwaarschijnlijke talent, de rijkdom en het lonkende succes, blijft hij terugverlangen naar een eigen leerlooierij, een vrouw en kinderen. Dat al dat andere hem zo goed als koud laat en hij er van het begin af aan met een irritant soort vanzelfsprekendheid voor wegloopt, wringt. Natuurlijk wil je geen seks met die machtige man die je gouden bergen belooft, je ligt veel liever te creperen in de modder!
Daar staat tegenover dat Pool, in het dagelijks leven leraar op een middelbare school, haar materie bijzonder toegankelijk heeft gemaakt. Dat al dat moois de kans loopt om daadwerkelijk door jongeren gelézen te worden, is ook wat waard. De castraat mag dan wat kleinburgerlijk blijven, desalniettemin is het een van de interessantere bijdragen aan de historische jeugdliteratuur van de laatste tijd.
**** (4)
De castraat
Joyce Pool
Lemniscaat, 285 pagina’s, € 17,95
9789047705345
Vanaf 13 jaar