Rob Ruggenberg (1946-2019) begon pas ná zijn journalistiek carrière kinderboeken te schrijven. Ook dat deed hij op een journalistieke manier. Hij was altijd op zoek naar dingen uit het verleden die we nog niet weten. Nieuws uit het verleden dus. Zijn verhalen zijn echt en er vallen dus doden in. Door zijn belangstelling voor andere perspectieven en zijn kritische houding op Nederlanders, waren zijn schooloptredens een succes, in het bijzonder bij kinderen uit families die pas enkele generaties in Nederland zijn. Ik interviewde Rob in 2014 voor het magazine Lezen. Met Rob Ruggenberg verliest Nederland een begenadigd verteller.
Rob Ruggenberg wil terug naar tien
Jonge Jurywinnaar Rob Ruggenberg (1946) was dertig jaar buitenlandjournalist voordat hij met pensioen ging. Nu schrijft hij kinderboeken waarin hij zijn soms heftige reiservaringen verwerkt. Té heftig? “Ik kan niet zo goed tegen dat getut van juffen.”
Als hij een Marokkaan was geweest in Marrakech, dan had hij daar op het Djemaa el Fna verhalen staan vertellen, beweert zijn vrouw. Maar gelukkig doet hij het hier. Het eind vorig jaar verschenen De boogschutter van Hirado is alweer zijn vijfde boek. Daarin krijgt VOC-leerling Reyer Willeboorts het aan de stok met Chinese piraten, huichelachtige Portugezen en koppen snellende samoerai. De Nederlanders proberen er ondertussen wat aan te verdienen.
Je bent nogal kritisch op de Nederlanders.
“Bijna alle volwassenen komen er slecht vanaf in mijn boeken. Erg mooi was het allemaal niet wat we daar deden, toch? En we weten er bitter weinig van. In Nederland kun je honderden boeken over Japan lezen, maar nergens staat wat zij van ons vonden. Dat is toch absurd? Toen ik op Hirado was, waren ze zo vriendelijk wat hoofdstukken voor me te vertalen. Die gingen er vooral over dat ze ons vreselijk vonden stinken.”
Hoeveel verzin je voor je op reis gaat?
“Niet veel. Ik ben lastig voor mezelf. De historische feiten zie ik als piketpaaltjes, daar blijf ik vanaf. Als ik in het vliegtuig stap, dan kan het boek nog alle kanten op. Pas op Hirado hoorde ik over Mondo Ukibashi, die in de zeventiende eeuw een heel dorp vol christenen heeft verraden. Onze vloot hielp de samoerai. Dat was nieuw voor mij.”
Er rollen nogal wat koppen. Zijn jouw boeken niet meer geschikt voor jongeren?
“Ik erger me aan juffen die zo lopen te tutten met mijn boeken. Er gebeurt niets in wat kinderen van tien niet aankunnen. In IJsbarbaar vallen doden, maar het enige wat mijn proeflezers erg vonden was dat er een hond wordt opgegeten. Dat heb ik eruit gehaald. Ik wil de adviesleeftijd echt terug naar tien.”
Waarom is tien voor jou zo belangrijk?
“Ik las zelf op mijn tiende Merijntje Gijzens Jeugd van A.M. de Jong. Ik ontdekte hoe een boek je een enorme emotionele schok kan geven. Ik wilde daarna nooit meer kinderboeken lezen. Als je rond je dertiende nog niet weet wat een boek met je kan doen, dan ben je te laat. Ik vind het logisch dat jongens dan liever gamen.”
Waarom zijn jouw boeken zo’n succes bij allochtone kinderen?
“Omdat ik met een open blik naar verschillende culturen kijk. Ik kom graag op scholen met veel allochtone kinderen. Op een Hindoestaanse school in de Schilderswijk zijn ze De boogschutter van Hirado met de hele klas aan het lezen. Dat vind ik geweldig. Voor zulke scholen maak ik tijd.”
Dus je vindt het wel prima dat je boeken worden gebruikt als opstapje naar geschiedenisonderwijs?
“Zeker, daar ben ik zelfs trots op. Ik doe het zelf ook. In klassen vertel ik bijvoorbeeld hoe vaak de Japanners in bad gaan. Daarna vraag ik hoe vaak zij denken dat de Nederlanders zich wasten. Een keer in de week? Een dappere leerling roept: een keer per jaar. Ik zeg: nooit. Totale verbazing! Dan heb je ze, hoor.”