Een boek schrijven dat alle mogelijke literaire prijzen van de Verenigde Staten wint en toch je lezerspubliek, kinderen tussen de twaalf en de vijftien jaar, niet kwijtraken. De Amerikaanse schrijver Louis Sachar lijkt daar met Gaten (1999) aardig in te zijn geslaagd.
In Nederland kreeg het boek afgelopen zomer een Zilveren Zoen. ‘En tóch is het een leuk boek’, vertellen zijn jonge lezers hem, die zich niets aantrekken van wat volwassenen van kinderboeken vinden. ‘Een enorm compliment’, glundert Sachar. Hij kreeg wat hij wilde, maar verloor niet wat hij had.
De kleine grijzende schrijver met de grote brillenglazen en vale spijkerbroek detoneert een beetje tussen het rood velours en het goudstiksel van de chique hotellobby. Het ene moment leunt hij achterover in de bank met zijn gympen op tafel, dan veert hij weer omhoog om met armgebaren zijn woorden kracht bij te zetten. Hij voelt zich een tikje onzeker in Europa, want hij heeft in zijn nieuwste boek de inwoners van Letland opgevoerd als modderworstelende varkenshouders die nog in hekserij geloven. Een grapje over ‘crazy old Europe’. ‘Ik wilde niemand beledigen.’
Het speelse boek Gaten betekende zijn internationale doorbraak. Zijn bundels vrolijke verhalen over schoolkinderen waren tot nu toe alleen bij Amerikaanse lezers en hun leraren bekend. Heel veel lezers, dat wel, maar Gaten was het eerste boek dat door gezaghebbende kranten als de New York Times werd besproken, prestigieuze prijzen won en daarna al snel in 22 talen verscheen.
‘Ik had even genoeg van schrijven over de problemen van schoolkinderen’, vertelt Sachar, die tijdens zijn studietijd klassenassistent en overblijfmeester was op een basisschool. ‘Al mijn verhalen zijn tot nu toe gebaseerd op wat ik toen meemaakte met de kinderen op het schoolplein. Ik wilde wel eens wat avontuurlijkers schrijven. En het moest kunstig in elkaar zitten.’
Voor wie het nog niet gelezen heeft: Gaten is een verhaal over een jongen die vanwege de vermeende diefstal van een paar gymschoenen onschuldig in een strafkamp terechtkomt, waar hij anderhalf jaar lang elke dag een gat van anderhalve meter diep moet graven. Verder komt er een lieve schooljuf die de meest gevreesde bandiet van het Wilde Westen wordt in voor en een vervloekte varkensdief uit Letland en een sadistische gevangenisdirecteur die op zoek is naar iets wat niemand mag weten. Het verhaal speelt zich af in de negentiende eeuw én in het heden.
Wat al deze personages uit verschillende tijden met elkaar te maken hebben is een verassing die tijdens het lezen stukje bij beetje wordt onthuld. Het lijkt alsof Sachar een spelletje speelt met de lezer. ‘Dat is ook zo. Het oplossen van raadseltjes en puzzels is mijn favoriete vorm van vermaak. Hetzelfde plezier wil ik hebben bij het schrijven van mijn boeken. Er gebeuren dingen die helemaal niet lijken te kunnen. En toch past alles in elkaar. Als de ene na de andere ongelofelijke gebeurtenis plaatsvindt terwijl het allemaal blijft kloppen, dan wordt dat op een bepaald moment komisch.’
Niet gek dat ook grote mensen nu met hem weglopen. Maar toch blijft het allemaal licht en luchtig. Alsof het allemaal een grap is. Waarom? ‘Als een boek niet prettig is om te lezen, is het niet goed. Plezier is de essentie van literatuur en kunst. Ik heb in Gaten voor het eerst geprobeerd of ik iets aankon met grote thema’s, God en de Duivel, zonder dat het onverteerbaar schoolmeesterachtig of loodzwaar proza zou worden. Het is een rit in de achtbaan in het donker. Je weet niet precies waar je heengaat maar je weet wel dát je ergens heengaat en dat het uiteindelijk allemaal zo bedoeld is. Dat geeft een gevoel van geluk waar je eigenlijk helemaal geen reden voor hebt. Zo lekker moet lezen zijn. It’s supposed to be fun.’
Dit interview verscheen op 6 oktober 2000 in de boekenkatern van Algemeen Dagblad onder de titel 'Een rit met de achtbaan in het donker.' Gaten werd verfilmd, won een Zilveren Griffel in Nederland. Sachar heeft na Gaten vooralsnog niets noemenswaardigs meer geschreven.