Er is al jaren een ernstig tekort aan goede avonturenboeken voor kinderen in de basisschoolleeftijd. Ze zijn aangewezen op internationale auteurs (voor zover vertaald), klassiekers (voor zover beschikbaar) en die paar Nederlandse auteurs die nog een poging wagen. In opkomst is Reggie Naus, maar zijn De piraten van hiernaast is wel erg bloedeloos van stijl. Origineel is Pieter Feller's Grimmie, maar die had zijn rommelige manuscript nog wel een keer kritisch mogen lezen voor het naar de drukker ging.
Door een gat in de bladzijde je favoriete sprookje in
Waarom schrijft er niemand meer een goed avonturenboek voor kinderen tussen de acht en tien jaar? Als het sprookje de koningin is van de kinderliteratuur, dan is het avonturenboek de koning. Toch waagt geen auteur van naam zich er nog aan. En ondertussen grazen mindere goden het genre helemaal kaal, zodat de hedendaagse lezer bijna gaat geloven dat het niet beter kán.
Voor degelijk avontuur zijn kinderen hoofdzakelijk aangewezen op buitenlandse auteurs, zoals de Australische schrijver Odo Hirsch (1962), waarvan De glittergrot (Gottmer, € 12,95, vanaf 9 jaar, ***) onlangs prima in het Nederlands werd vertaald. Darius Bell, een telg van een familie die al generaties gratis op een landgoed woont, dreigt zijn mooie huis te verliezen en komt in actie. Onderhoudend, meeslepend en humoristisch maar nergens overweldigend en wat stijl en opzet betreft oubollig: Enid Blyton zou dit verhaal bijna precies zo hebben verteld.
Of ze grijpen naar het snel groeiende oeuvre van de nieuwe Nederlandse griezelschrijver Reggie Naus (1973). Van hem verscheen kort geleden De piraten van hiernaast (Ploegsma, € 13,50, vanaf 8 jaar, ***). Michiel verveelt zich in de zomervakantie te pletter. Gelukkig krijgt hij nieuwe buren: een familie piraten met een waakhaai, die in de slotgracht rond hun piratenhuis zwemt. Ze zijn in een nette buurt gaan wonen zodat hun zoon naar school kan.
De aangenaam jongensachtige Naus overstijgt het niveau van veel van zijn reeksen schrijvende collega’s met net een beetje meer humor en originaliteit en zou wat succes betreft nog wel eens de nieuwe Paul van Loon kunnen blijken. Alleen heeft die laatste heeft echt een aanmerkelijk betere en meer tegen de tijd bestendige pen. Een verhaal met een haai hoeft niet zo bloedeloos geschreven hoeven te zijn als Naus het doet.
Slechts heel af en toe verschijnt er iets dat aangenaam weet te verrassen, zoals enkele maanden geleden het nauwelijks opgemerkte Grimmie van Pieter Feller (1952). Grimmie is een genetisch gemanipuleerde rat, die gaten in bladzijden knaagt en op die manier kinderen naar sprookjesland kan ontvoeren. Hij doet dit bij voorkeur met kinderen die zich vervelen; die ruikt hij van grote afstand.
Het resultaat is drie spontane kolderverhalen die ter plekke verzonnen lijken. Juliette wil graag een nacht op twintig matrassen slapen zoals de prinses op de erwt. Lucas heeft het sprookje van de kikkerprins nooit begrepen: hoe kan een prinsesje een massief gouden bal omhoog gooien? En Kevin en Sharona zijn benieuwd naar het verhaal van Hans en Grietje. Hun versie van het verhaal is bijna nog spannender dan het origineel eindigt met Grimmie nog net niet aan het spit.
Helaas voor Feller is een goed idee pas het begin van een boek. Maar zijn uitgever zag dat anders. Aan passages als de volgende had nog het nodige moeten gebeuren: ‘We kennen alleen Sneeuwwitje en daar vond ik niets aan’, zegt Kevin. ‘Die ging trouwens dood.’ ‘Nee man,’ zegt Sharona, ‘ze was bewusteloos. Ze had drugs gebruikt of zo. Een prins kuste haar wakker.’ ‘Jakkes,’ zegt Kevin met een vies gezicht. Het proza in dit boek is heus wel eens geestig, maar meestal zo sleets als een te vaak gebruikte bank.
Feller zal wel zo’n vader zijn die ’s avonds rond bedtijd verhalen verzon voor zijn zoons. Zulke verhalen mogen best opgeschreven worden, maar hebben daarna nog een kritische tweede lezer nodig. Ook over de fantasieloze vormgeving, met een veel te kleine letter op een veel te volle pagina, is niet langer dan een minuut nagedacht. Zelfs de levendige, tegendraadse illustraties van opkomende illustrator Loes Riphagen redden daar niets meer aan.
Nee, wie vandaag in de winkel een goed avonturenboek zoekt, vindt vooral veel artistieke armoe. Wat zou fijn zijn als schrijvers en uitgevers eindelijk weer eens écht in dit genre gingen investeren. De huidige generatie achtjarigen komt te kort.