Misschien wel iets té bitter ben ik over Het kleine paradijs van Jef Aerts, dat ik twee sterren geef. Je kunt zulke boeken natuurlijk ook gewoon níet bespreken. Maar ja: het ziet er allemaal prachtig uit, het komt van een belangwekkende uitgever en de auteur geniet al enige bekendheid onder volwassenen. Ik kan er niet omheen: van dit soort debuten word ik dood- en doodmoe. Wat een onnodig pretentieus gezwoeg. En dat alleen maar omdat iemand dacht: een sprookje, natuurlijk: dat moet een kinderboek worden. Hou daar toch eens mee op!
De twaalfjarige Lilita leeft alleen met haar moeder in het Suikerbos. Op een dag wordt ze nieuwsgierig naar haar vader en hoort ze dat die de stichter is van een stad waar alles perfect is. Haar vrijgevochten, hoogzwangere moeder kon daar niet aarden. Om te zorgen dat ze voortaan wegblijft heeft haar gewezen geliefde muren gebouwd die tot de hemel reiken. Barnstad is een soort omgekeerde toren van Babel. Toch besluit Lilita om naar haar vader op zoek te gaan.
Na dit veelbelovende begin gaat het al snel mis met Het kleine paradijs, het kinderboekendebuut van de Vlaamse schrijver en dichter Jef Aerts. Het sprookjesachtige fantasieverhaal zit veel te simpel in elkaar, heeft flinterdunne personages, maakt een wel erg karikaturaal onderscheid tussen goed en kwaad en is verteld met ronkende barokke zinnen zonder zeggingskracht.
Het vervelendste is nog wel dat volstrekt onduidelijk blijft wat er aan de hand is in Barnstad. Je kunt lang naar een bevredigend antwoord zoeken, Het kleine paradijs geeft het niet. Natuurlijk: die muur. Maar verder? In Aerts symboliek wordt het woord ‘stad’ verbonden met: man, georganiseerd, regels en productie. Buiten de muur vinden we de natuur, verbonden met: vrouw, vrijheid, intuïtie en kunst.
Nergens wordt deze geitenwollensokkenideologie tastbaar, laat staan geloofwaardig gemaakt. Eenmaal bínnen de muur treffen we een schone, geordende wereld aan, waar eigenlijk maar één regel is: niemand mag spreken over de verdwenen eerste vrouw van de stichter. Verder is er een pizzafabriek, er zijn er ochtendfiles en hebben de inwoners er soms last van dat ze in een echoput wonen. En dus?
Goed, er wonen een hoop mensen in sloppenwijken om de muur heen tussen het afval van de stad, maar wie dat nu precies zijn en waar ze vandaan komen we niet te weten. Bepalen of we nu met ze mee moeten leven is onmogelijk. Over de Barnstedelingen zelf en hun geluk of ongeluk horen we ook al niets. Barnstad zou net zo goed een kartonnen stad kunnen zijn, die alleen maar dient als decor. Dat een fantasieverhaal zo fantasieloos kan zijn.
Daarom wil het maar niet lukken om de queeste van Lilita belangwekkend of interessant te vinden. Een sprekende schildpad brengt Lilita rechtstreeks naar haar halfbroer Adem – wát een toeval! – en na enkele schimmige verwikkelingen keert haar moeder terug in Barnstad en terwijl zij een lied zingt, gaan de muren omver.
Schrijven kan Aerts wel, als het om het aaneenrijgen van woorden en zinnen gaat. Dat doet hij een stuk beter dan de gemiddelde kinderboekenschrijver. Maar dat is natuurlijk niet genoeg. Gaandeweg gaat zijn gedragen sprookjestoon steeds meer lijken op die van het Bijbelse Hooglied. Lees dit maar eens drie keer achter elkaar voor: ‘De nachtvlinders verstopten zich in de moerbeibomen.’ Een draak van een zin, waarvan hij er nog veel meer in de aanbieding heeft. Weet hij eigenlijk wel hoe een moerbeiboom er uitziet? Of vond hij het gewoon een mooi woord?
Jef Aerts (1972) schreef tot nu toe muziek, poëzie, romans en toneelstukken voor volwassenen. Na wat kindergedichten in Querido’s bloemlezing Ik wil een naam van chocola en droeg hij vorig jaar met een kort verhaal bij aan de zomervakantiebundel Wegwezen! van diezelfde uitgeverij. Voor hij zich op wéér een nieuw genre stortte, had hij zich beter kunnen afvragen of hij eigenlijk wel wat te vertellen heeft.
De prachtige klassieke vormgeving en het wondermooie omslag van de nog maar pas afgestudeerde Korneel Detailleur veranderen er niets aan: Het kleine paradijs is een lege huls.