donderdag 13 juni 2013

We prijzen ons vak de marge in

Wie zich vandaag buigt over de nominaties voor de Gouden Lijst, de nu bijna drie jaar oude boekenprijs voor grofweg de onderbouw van de middelbare school, zou door een lichte teleurstelling kunnen worden bevangen. Raamvertelling + mythologische figuur + ronkende zinnen = 'zal wel literatuur zijn' van Marcel Roijaards' Rebel met vleugels? Gideon Samsons gelikte gebabbel en ingenieuze verhaallijntjes in Zwarte Zwaan? Het niet onaardige maar weinig originele Rotmovie van Marianne de Smet? Inderdaad boeken die het afgelopen jaar opvielen. Maar kandidaten voor goud? En is dit echt alles wat we ze te bieden hebben?

Die teleurstelling is terecht. Ja, dat is alles. Op deze plek daarom eens niet een betoog over boeken die de jury over het hoofd heeft gezien, maar een pleidooi om op het houden met het uitdelen van goud aan boeken die niet meer dan brons verdienen. Want na alles wat er te doen is geweest om een volgens schrijvers gemarginaliseerde groep schrijvers, versterken we juist het beeld dat er in die groep onvoldoende interessants gebeurt voor een aparte prijs. Dat is namelijk het geval. Al jaren.

Dertienjarigen stoppen massaal met lezen
Dat zeg ik niet omdat ik dertienjarige lezers geen warm hart toedraag. Integendeel. Dertienjarigen zijn juist mijn favoriete lezersgroep. Alle naoorlogse lezersonderzoeken geven aan dat we erg veel lezers kwijtraken als ze naar de middelbare school gaan. Niet gek ook, op die leeftijd hebben ze wat anders aan hun hoofd en aan hun lijf. Voor lezen van boeken is er met ineens veel huiswerk, nieuwe vrienden, een wereld om schoorvoetend te veroveren en al die veel beter in je broekzak passende concurrerende media nog maar weinig tijd. En kon de bibliotheek op de basisschool nog velen bekoren, het eerste wat een brugklasser leert is dat je daar alleen komt om werkstukken te knippen en te plakken op de openbare computers. Helemaal niet erg: velen die begonnen als boekenwurm, komen na tijden van hormonale kaalslag vanzelf weer terug.

Dat kan liggen aan de hormonen, ook aan het aanbod
Of ligt die puberale leesdip aan het aanbod? Dat kan ook. Die kinderen willen best, maar zijn ineens te groot voor Francine Oomen en al bijna voor Carry Slee. Ze willen lezen over zelfstandig worden, de wereld in, hun eigen shit oplossen zonder ouders én zonder tips van opvoederige schrijfsters. Ik las Thea Beckman en Jan Terlouw toen ik zo oud was. Geef me de ruimte, over een meisje dat helemaal alleen middeleeuws Europa in trekt, was voor mij een programmatische titel. De kloof maakte mij (los van dat dit boek retespannend was) politiek bewust en idealistisch. Nu lezen ze Morgen toen de oorlog begon. En andere dikke series vol avontuur, waarin een morele keuze niet wordt geschuwd, waarin je wat van de wereld leert en misschien zelfs over jezelf. Maar vooral waar ouders en leraren dood of in elk geval ver weg zijn en niet zweverig of zwaarwichtig wordt gedaan. In de jaren tachtig kregen zulke schrijvers nog wel eens een Gouden Griffel, tegenwoordig worden ze om leesbevorderingsredenen getolereerd. Als het puur om kwaliteit gaat niet helemaal onterecht, maar er is te weinig tegenover komen staan. In het eerste decennium van deze eeuw verschenen er welgeteld veertien boeken in deze leeftijdscategorie die niet per se goud, maar zeker wel aandacht van een jury verdienden. Dat is 1,4 boek per jaar.

Er zijn te veel prijzen voor te weinig goede boeken
Het werkelijke probleem is niet een gebrek aan aandacht. Integendeel. We hebben juist te veel prijzen voor te weinig goede boeken. Gouden Griffels, Zilveren Griffels, Vlag en Wimpels, Gouden Penselen, Zilveren Penselen, Gouden Paletten, Gouden Lijsten, Woutertje Pieterse, Nienke van Hichtum, Hotze de Roos, Dioraphte, Inktaap, prijzen van de Kinderboekhandel en van Selexyz, Boekstart Babyboek van het jaar, Kinderjury, Jonge Jury en een hele rits regionale bokalen. Om toch vooral geen leeftijdscategorie, dorpsschrijver of doelgroep over het hoofd te zien.

Dat gedoe met die leeftijdsgroepen werkt niet
Dat leidt - nog los van de discussie over de kwaliteit - tot hilarisch gedoe rond de afbakening. Hoe doen ze dat eigenlijk bij die jury's? Betekent deze bekendmaking dat Zwarte zwaan (eigenlijk een basisschoolboek) geen Gouden Griffel kan krijgen omdat het mogelijk een Gouden Lijst wordt? Of krijgt hij, als dat zo uitkomt, ze allebei? Is Rotmoevie (eigenlijk young adult) nu uitgesloten bij de Dioraphte? En dan heb ik het hier alleen over door CPNB gesponsorde prijzen die naar ik aanneem met elkaar samenwerken. Wat vrijgevestigde jury's doen moeten ze natuurlijk zelf weten.

Doe ons ajb één jaarlijkse en één oeuvreprijs
Al die organisaties vragen zich ondertussen hardop af waarom er toch steeds minder aandacht is voor prijzen. Wel, hierom dus: het zijn er te veel en de winnaars zijn te zelden 24-karaats. Dit stukje gaat niet over de Gouden Lijst, een op zichzelf beschouwd sympathiek idee, maar om de prijzengekte die er de afgelopen tien jaar is ontstaan. Waar we behoefte aan hebben is één prijs voor het beste boek voor kinderen onder de vijftien en één oeuvreprijs voor iemand die systematisch zulke boeken maakt. En jury's die durven om af en toe eens een jaar over te slaan, zodat het uitgereikte goud ook bij de volgende generatie nog wat waard is en we bij de Griffel der Griffels van 2054 geen modderfiguur slaan. En dan stel ik ook voor om daar dit jaar meteen mee te beginnen. Het probleem van het kinderboeken is niet een gebrek aan prijzen maar een overschot er aan. We prijzen onszelf de marge in. Daar wordt uiteindelijk niemand beter van.