maandag 1 juli 2013

*** (3) voor Ilse Bos en Linde Faas Troep

Dertien kinderen wonen op woonboot Blauwtje bij het Vieze Landje in de Oude Haven: Pola, Vladimir, Wanja, Wolke, Nillem, Knut, Aznar, Mo, Wally, Trijn, Hidde, Flip en Tuitje. Taatje is de moeder van Pola, Flip en Tuitje en de pleegmoeder van de rest. Verder hebben we nog Willem Vanderwerff, de vader van Pola en duikbootkapitein de Witt, die met de moeder van Taatje de vader van Wanja is, en een hele rits vermisten en afwezigen.

Volgt u het nog? Geeft niet hoor, want inderdaad: juf en journaliste Ilse Bos (1966) maakt het in haar even rommelige als interessante kinderboekendebuut Troep wel erg bont. Troep gaat gebukt onder te veel te's.

Het belangrijkste probleem: te veel personages. Ook na driehonderd bladzijden blijft de lijst achterin onontbeerlijk. Dat zou niet erg zijn, ware het noodzakelijk. Maar: slechts vier of vijf kinderen spelen een serieuze rol, de rest staat er een beetje bij voor de sfeer en is alleen aan de hand van kleding en haarkleur uit elkaar te houden. Ook illustrator Linde Faas (1985) weet ze geen eigen gezicht te geven.

Vervolgens zijn de gebeurtenissen te langdradig en veel te ingewikkeld. Pleegmoeder Taatje is in het buitenland op zoek naar Willem, vader van haar oudste en de kinderen zorgen voor zichzelf. Tot mevrouw Wijfjes van het Zorgbureau zich ermee begint te bemoeien en een inspectiebezoek aankondigt. De toevallig opduikende mislukte acteur Maarten, de broer van Willem, treedt op als invalvader.

Als dat achter de rug is, ontwikkelt zich een wilde zoektocht in verschillende teams naar een nieuwe verstopplek en nog maar een vader. Ze worden daarbij geholpen door een geheimzinnig pissebeddenvolkje, dat kan praten en andere gedaanten aannemen. Ze hebben misschien iets te maken met de gaten die overal in de stad ontstaan.

Op dat punt krijgt het verhaal ook nog psychedelische trekken. De Onbedoelden, zoals de kriebeldiertjes zich noemen, sluiten zich aan bij het verkeerde team, want ze doen altijd precies wat níet de bedoeling is. Ze veranderen zich in zwervers en in skaters die zich verstoppen tussen échte zwervers in de nieuwe metrotunnels.

De kinderen verdwalen, de boel loopt onder water en in die heksenketel lijkt een van de kinderen even te bestaan uit mollen. Na heel veel heen-en-weer-gewandel tussen de woonboot en het buurtschooltje is het logistieke hoogtepunt dat Blauwtje honderd meter wordt verplaatst en iedereen weer naar school mag.

Toch is Troep ook een interessant boek. De thematiek - het redden zonder ouders, de gespannen vriendschap tussen gelijken die hun eigen boontjes doppen, de hoogstpersoonlijke bijdrage van ieder individu aan de groep - is klassiek in de kinderliteratuur, maar verveelt in dit geval zeker niet.

Bos dwingt ondanks alles als verteller toch ook bewondering af. Haar manier van schrijven - los, ironisch, geestig, scherp - en haar warme pleidooi voor al die levende wezens die geen plek hebben in de maatschappij, raakt wel degelijk een snaar. Zoals in de woorden van Maarten, die op een van zijn beste momenten denkt: 'Als zulke beestjes mochten bestaan, dan gold dat voor hemzelf misschien ook wel.'

En zo ontpopt Troep, voor wie het geduld weet te bewaren, zich een beetje te laat nog als een mooi pleidooi tegen altijd maar ergens een bedoeling mee hebben. Naar aanleiding van haar korte verhalen in Hollands Maandblad kreeg Bos al een schrijversbeurs. Het componeren van een groter geheel bleek ondanks het sterke idee technisch een brug te ver. Alleen om die reden hier niet meer dan drie sterren.

*** (3)
Troep
Ilse Bos
Lemniscaat, 333 pagina's, € 16,95.
ISBN 9789047705406
Vanaf 10 jaar