Besproken in de boekenkatern van De Volkskrant: het kinderboekendebuut van dichter Han van der Vegt. In Het rode ei ontdekken drie verweesde meisjes dat ze in een raket wonen. Boek in een genre waar veel kwaliteitsschrijvers nog steeds hun neus voor ophalen, jammer genoeg. Van der Vegt publiceert zo nu en dan in Maatstaf en De Revisor en toerde een paar jaar geleden langs kleine Nederlandse podia met het epische, 1200 verzen lange sciencefictiongedicht Exorbitans. Aangezien de recensie nog steeds niet op internet te vinden is, zet ik hem hieronder.
Zusjes uit Snarkeskerke vliegen in ei naar de maan
Hun huis in Snarkeskerke wordt per ongeluk gesloopt, de ouders liggen dood onder het puin en van jeugdzorg hebben ze nooit gehoord. De zusjes Sam, Zus en Lot moeten hun eigen geld verdienen om te overleven. Gelukkig krijgen ze een vreemd, eivormig huis op pootjes van de gemeente. Maar daar zijn rare dingen aan de hand. En waarom zit de man die het gebouwd heeft in de gevangenis?
Het rode ei, het kinderboekendebuut van dichter Han van der Vegt (1961), maakt meteen duidelijk: geen getut, op avontuur! Als blijkt dat de zusjes in een raket wonen die op frisdrank naar de maan kan vliegen, gaan ze natuurlijk niet zitten wachten tot iemand ze vertelt of het wel of niet mag. En zo hoort het ook, in een avonturenverhaal.
Bij de verschijning van zo'n heerlijk boek past een beschaafd 'hoera!', want dit belangrijkste kinderboekengenre leidt in Nederland een zielig kwakkelbestaan. Kwaliteitsschrijvers halen er hun neus voor op en wat wél verschijnt is meestal weinig meer dan een treurig opstelletje tussen twee schreeuwerige kaftjes. Stilistische degelijkheid is doorgaans wel het laatste waar de makers van dat soort boeken zich druk over maken.
Dat is met het avonturenboek Het rode ei nu eens anders. Van der Vegt draait als dichter voor volwassenen al een tijdje mee, publiceert zo nu en dan in Maatstaf en De Revisor en toerde een paar jaar geleden langs kleine Nederlandse podia met het epische, 1200 verzen lange sciencefictiongedicht Exorbitans. Dat laatste geeft meteen ook aan dat zijn belangstelling voor raketten en ruimtereizen niet even is opgewarmd om een kinderboek te schrijven.
Ook is geen geheim wat hij als kind graag las. Het rode ei lijkt, oppervlakkig beschouwd, een moderne mix van Leonie Kooikers Het malle ding van Bobbistiek (1970), de kneuterige dorpswereld van Donald Duck en zo'n typische malafide burgemeester van Annie M.G. Schmidt. Heel vernieuwend is het allemaal niet, maar het is juist de mix die het boek zo leuk maakt.
En die plezierige schrijfstijl, natuurlijk. Geen bladzijden vol 'zei zij zuchtend', 'grijnsde de burgemeester' of 'riepen de kinderen verontwaardigd'. Zelfs van eenvoudige mededelingen zoals 'dan maar zonder drop' weet Van der Vegt iets swingends te maken. De namen die hij verzint - Snarkeskerke, burgemeester Van Knauteringen en de zusjes Nibbedonk - zijn lekker gek en toch geloofwaardig.
Van der Vegt neemt zijn lezers serieus en gebruikt hier en daar volwassen woorden zonder ze uit te leggen. Een puddingbroodje is bij hem, misschien door de tijd dat hij als dichter vanuit Antwerpen opereerde, een 'eclair' en zo hou je aan dit boek nog eens een mooi woord over ook. Daar helpen de smakelijke illustraties van opkomend tekentalent Loes Riphagen goed bij.
Fijn is dat er hier en daar cynische grappen staan die niet passen bij de nauwelijks te vermijden zoetigheid van het doorsnee kinderboek. Ook is de uitkomst van het verhaal niet het gebruikelijke binnenhalen van de helden door de gemeenschap. Nee, ze worden in de cel gezet. En de ouders zijn na hun ontsnapping trouwens ook nog steeds dood.
Hier en daar lijkt de ironie van Van der Vegt niet helemaal uit de verf te komen. In kleine knipoogzinnetjes jeukt het. Bijvoorbeeld als na het verlaten van de stratosfeer de meisjes ontdekken dat het twee dagen vliegen is naar de maan. Maar: 'Natuurlijk hadden we een boek meegebracht.' Uiteraard, dat is het eerste waar een ruimteheld aan denkt. Of in een titel als: 'Hoe beledig je een buitenaards wezen?'
Je voelt: hij wilde graag net zo ontregelend schrijven zoals in zijn gedichten. Dat is een lijn die hij in een volgend boek door zou moeten zetten, want hij kan het nog veel bonter maken dan hij nu gedaan heeft. Maar vooralsnog maakt een ongecompliceerd avontuurlijk en toch goed geschreven debuut als Het rode ei in de eerste plaats blij.