Het is ook nooit goed, mopperde Ted van Lieshout op zijn weblog. Maakt zo'n literaire schrijver een keer het soort boek waar Pjotr al jaren om zeurt, valt er toch weer wat te klagen. Daarna volgt een interessante want veelzeggende overpeinzing over veranderingen in de waardering van jeugdliteratuur.
Daar ligt dan ook een deel van het probleem: kinder- en jeugdliteratuur wordt op dit moment minder gezien als kunst en meer als, nou ja, huisvlijt.Precies, Ted. Huisvlijt. Dat was nu juist mijn punt. Wat mij ergert aan zo'n boek is niet dat het er is, maar dat het gewoon niet zo goed is. Dat hij óf zijn eigen capaciteiten in dit genre onderschat óf er met de pet naar gooit omdat het een genre is dat kennelijk niet meer dan een beetje huisvlijt verdient. Is griezelig daarmee gelijk aan tweederangs, vraag ik me dan af. Als het 'niet-literair' is, hoeft een schrijver dan ook niet zo zijn best te doen?
Griezelschrijven blijkt toch een vak
Ik vind het ook een beetje wrang voor auteurs als Paul van Loon, die echt wel schrijven kan. Die wordt al vijfentwintig jaar alleen serieus genomen om zijn verkoopcijfers, maar als Daan Remmerts de Vries bijbeunt in de griezelbranche, krijgt hij alle aandacht en nog complimenten ook. En dat terwijl zijn griezelboek gewoon niet zo heel griezelig is. Blijkt het tóch een vak te zijn, griezelboeken schrijven. Nu ja, Daan Remmerts de Vries houd je daarmee niet tegen: deel twee is verschenen: Bernie King in de donkere spiegel. En wat ik met 'spannend' bedoel, leg ik nog wel eens uit.