Sjoerd Kuyper kaartte het in 2009 eloquent aan: oeuvres verdwijnen. Dat kan naast wat we hiervoor besproken hebben maar aan één ding liggen: die boeken verkopen niet goed genoeg. De uitgevers en de boekhandels hiervan de schuld geven, zoals Sjoerd Kuyper en een deel van de kinderboekendeskundigen doen, is te gemakkelijk. Schrijvers moeten zich ook afvragen of ze wel een interessante oeuvres maken. Bepaalde auteurs uit de jaren zestig en zeventig zijn immers nog wél goed verkrijgbaar. Dat komt niet echt niet alleen doordat de uitgever zo vriendelijk is om te blijven herdrukken. Toen Peter van Gestel in 2006 de Theo Thijssenprijs kreeg voor zijn gehele oeuvre, lagen er maar enkele titels van in de winkel. Dit is na het krijgen van die prijs iets, maar niet structureel verbeterd. Kinderboekenbekroners zouden hier een les uit moeten trekken, maar dat gebeurt niet. Het afgelopen jaar is er zelfs een internationale oeuvreprijs gegaan naar een auteur waar in Nederland geen enkele titel meer verkrijgbaar was: Citty Crowther. De uitgever herdrukt razendsnel één titel om te voorkomen dat nieuwsgierige krantenlezers in de boekwinkel bot vangen, maar dat is dan ook het enige wat er gebeurt. Dat een internationale jury niet perse rekening te hoeft te houden met wat Citty Crowther in één land omzet, doet niet ter zake: het gaat erom dat jury's zich überhaupt niet afvragen of de boeken wel door kinderen worden gelezen. Er is geen enkele relatie meer tussen jury en publiek. Met als resultaat dat de jury's bijna niets meer waard zijn. Weinig belangwekkende jury's bekronen weinig belangwekkende boeken en bereiken daar weinig belangwekkends mee. Ze kunnen er net zo goed mee ophouden. Dat geldt ook voor recensenten en andere publicisten die auteurs waarvan iedereen wel weet dat ze niet zo veel 'doen' bij hun 'doelgroep' de hemel in blijven schrijven zonder zich af te vragen of er wel naar ze geluisterd wordt. En te schamperen over auteurs die het wél goed doen, zonder daar iets van te willen leren.
Terug naar het overzicht. Illustratie: Studio Bones.