zaterdag 10 mei 2003

**** (4) voor Carl Hiaasen Uil

In Coconut Cove valt niks te beleven. Het is de ideale laatste rustplaats voor zongebruinde bejaarden, waar commandanten van de politie hun pensioengerechtigde leeftijd afwachten met eenvoudige verkeersovertredingen en verdwaalde toeristen. Eén willekeurige dag doorbrengen in Coconut Cove is zo verrassend als een golfbal.

Mis! In de knotsgekke milieukrimi Uil van de Amerikaanse bestsellerschrijver Carl Hiaasen moet al na drieëndertig bladzijden geconcludeerd worden dat er wel degelijk iets crimineels aan de hand is in Coconut Cove. ‘Geen harde grote-stadsmisdaad, maar geschifte echt-iets-voor-Florida-misdaad’, zoals een van de slachtoffers verzucht.

Gelukkig maar. De elfjarige Roy Eberhardt, hoofdpersoon van Uil, was al bang dat het saai zou zijn in zijn nieuwe woonplaats. Gewend aan het ruige buitenleven in de bergen van Montana, vindt hij het platte Florida maar niks.

Op de eerste dagen na de schoolvakantie ontdekt hij dat er een jongen op blote voeten rondrent in Coconut Cove, die net zo oud is als hij, maar op geen enkele school in de omgeving bekend is.

Ook is er ’s nachts een milieuactivist actief, die alles op alles zet voor een ogenschijnlijk onbenullig doel: geen pannenkoekenhuisje van Moeder Paula in Coconut Cove. Er verschijnen alligators in de mobiele toiletten van de bouwvakkers, piketpaaltjes die aangeven waar er geheid moet worden verdwijnen om de haverklap, giftige watermocassinslangen jagen de waakhonden weg en op het moment dat er eindelijk gebulldozerd kan worden heeft iemand de besturingsstoelen van de graafmachines losgeschroefd en meegenomen.

Wat kan er toch verkeerd zijn aan Moeder Paula’s Oud-Amerikaanse Pannenkoeken? En wat hebben de door de wet beschermde, uiterst zeldzame uilen die in holen in de grond leven er mee te maken?

De kale Curly, aannemer van het bouwproject, wil het graag weten. En hij niet alleen. Ook de ambitieuze agent Delinko en de aalgladde public relations-manager van de pannenkoekenfirma Chuck E. Muckle zitten achter de ongrijpbare eko-vandaal aan en lopen elkaar daarbij hoofdzakelijk voor de voeten. Uil is in de eerste plaats een waterval van onweerstaanbare sarcastische slapstick tegen het decor van palmbomen, idyllische stranden en lagunes.

Wie Hiaasens werk kent, weet dat dit niets anders betekent, dan dat de in eigen land zeer gewaardeerde satiricus weer lekker op dreef is. In zijn komische thrillers verzint hij met duivels genoegen telkens opnieuw barokke verwikkelingen waarin corrupte politici, mislukte carrièrejagers, stripdanseressen en andere zelfkantfiguren hun bedenkelijke rollen spelen.

Uil schreef hij voor kinderen met precies dezelfde humor, maar zonder de ranzige details uit de rest van zijn werk. En met doorslaand succes, althans in Amerika. Of die populariteit hem in Nederland gegund zal zijn, is nog maar de vraag. Hier worden zijn spannende Florida-satires voor volwassenen zo slecht verkocht, dat zijn uitgever heeft besloten hem niet meer te vertalen. Zou het hem in de kinderboekenwinkel beter vergaan?

Dat valt te hopen, want Uil is een van de leukste kinderboeken die in jaren verschenen is. De plastische straattaal die Hiaasen normaliter bezigt is door de vertaling dan wel verdwenen, maar zijn satirische toon en scherpe ironie is rechtovereind gebleven.

Het verhaal van de grote boze projectontwikkelaar die beschermde diersoorten omver dreigt te walsen is bovendien herkenbaar voor kinderen uit alle landen. Volgens Hiaassen hebben corrupte politici en schaamteloze zakenmannen het Florida van zijn jeugd verpest. Dit thema komt dan ook veel van zijn boeken en journalistieke columns terug. Gelukkig kan hij over dit politiek o zo correcte onderwerp schrijven alsof hij smoezelige paleisgeheimen en smerige spionagezaken onthult.

Helaas lukt het zelfs hem niet om uit de buurt te blijven van het klassieke Amerikaanse gedram. Ook in dit boek worden ‘opgestaan’ voor ‘waar je in gelooft’ en aan het glorieuze eind hand in hand zingend gedemonstreerd tegen het Kwaad. Maar daar blijft het bij. Het gaat om een paar bladzijden die je uit het boek kunt scheuren zonder iets te missen. Verder is het boek vooral om te lachen en bovenal bijzonder spannend.

Het prettige van hoofdpersoon Roy Eberhardt is dat hij zijn problemen, net verhuisd en natuurlijk gepest, bestrijdt door op een geheel eigenzinnige manier in de aanval te gaan. Zijn leven maakt hij er niet makkelijker mee, maar voor het verhaal is het wel zo aangenaam.

Als hij vanuit de schoolbus opnieuw de geheimzinnige barrevoetse jongen ziet, gaat hij er meteen achteraan. Daarvoor moet hij wel eerst met een ongerichte stomp de neus breken van de grootste pestkop van de school en komt hij in botsing met voetbalster Beatrice de Beer, ook al geen lieverdje, zodat hij nu twee vijanden heeft. Maar hij ontsnapt en de achtervolging eindigt kilometers verder op een golfbaan, waar hij door een verdwaalde bal knock out wordt geslagen.

Daarmee is de toon gezet. Hiaasen heeft een scherp gevoel voor bizarre details op het juiste moment en schrijft op zo’n manier over een doodgewone, dagelijkse werkelijkheid, dat die geheimzinnig en fascinerend wordt. Dat heerlijke, prikkelende gevoel dat alles klopt en over iedere wending diep is nagedacht, is er al vanaf de eerste regel.

Nooit gebeurt er iets zomaar, altijd zit er iets achter. Over de personages vertelt hij precies genoeg om te geloven waarom ze doen wat ze doen, hoe idioot het soms ook is.
De kracht van Hiaasen is dat alles genadeloos in elkaar past en zo wordt de lezer meegezogen in een wereld die veel raadselachtiger is dan die van hemzelf, terwijl het allemaal toch echt zou kunnen gebeuren.

Dit is het soort ‘middenliteratuur’ – goed geschreven, toch toegankelijk – dat voor kinderen nog veel te weinig wordt gemaakt. Het is te vergelijken met Nederlandse schrijvers voor volwassenen als Tim Krabbé en Rascha Peper, of Hiaasens Amerikaanse kinderboekencollega Louis Sachar die met het knappe boek Gaten in 2001 nog terecht een Zilveren Griffel won.

Deze auteurs slagen in er met eenvoudige elementen verhalen te maken die nét iets meer vertellen dan wat er staat. Maar niet zoveel dat er een literatuurprofessor aan te pas moet komen om de boodschap weer te ontrafelen.

En het belangrijkste is nog wel: Hiaasen bereikt misschien wat minder diepgang dan sommige andere auteurs in zijn genre, maar daar komt wel iets uitermate kostbaars voor in de plaats. Humor.

Iedere zichzelf respecterende tien-plusser móet dit boek in de kast hebben.