Stichting Lezen maakte gisteren de shortlist van de Jongerenliteratuur Prijs bekend. Interessante titels aan het Nederlandse front, het vertaalde lijstje voelt weer als prijsschieten. Het wordt hoe dan ook een prijs waar ook dit jaar ongetwijfeld weer het laatste woord niet over gezegd zal zijn. Zou de jury nu wél met een werkbare definitie voor jongerenliteratuur komen? En zou er dit keer een boek de jongerenliteratuurprijs winnen dat als zodanig is uitgegeven? (Niet dat dat van mij moet.) Of de prijs ook wat gaat doen bij jongeren, die op hun favoriete boek uit de longlist kunnen stemmen via CJP, is nog maar de vraag. Misschien wel de belangrijkste.
Oorspronkelijk Nederlandstalige kandidaten
- Vogels die vlees eten – Thijs de Boer
- De hemel van Heivsj – Benny Lindelauf
- Spiegeljongen – Floortje Zwigtman
Vertaalde kandidaten
- Ik lieg maar één keer – Judy Blundell
- Ik ben de sterkste – Christian Frascella
- Luke en Jon – Robert Williams, vertaald door Auke Leistra
dinsdag 19 april 2011
woensdag 13 april 2011
Oomen wint Jonge Jury voor vijfde keer
Francine Oomen heeft vandaag voor de vijfde keer de Jonge Jury gewonnen met Hoe overleef ik (zonder) dromen, uit de succesvolle serie over puber Rosa, waar al zo'n twee miljoen exemplaren zijn verkocht. Een volgens de organisatie recordaantal van 10.000 jongeren tussen de 12 en 15 jaar stemden in meerderheid op het boek van Oomen, waarin Rosa treurt om haar verbroken relatie met Neuz en op zoek gaat naar een nieuwe (droom).
dinsdag 12 april 2011
***** (5) Ted van Lieshout: Driedelig paard
Hij schitterde al met een kloek en luxueus verzameld werk dat Hou van mij heet, maar de zegetocht van Ted van Lieshout houdt nog niet op. Werden zijn bundels en boeken tot nu toe meestal wat dun en klein uitgegeven, zijn laatste bundel Driedelig paard heeft dan eindelijk die 'présence' die je nodig hebt om in het oog te springen. En verdiend: Van Lieshout dicht jonger, toegankelijker en humoristischer dan ooit in deze bundel, die ik op 11 april besprak in de Volkskrant.
Het tweede leven van Ted van Lieshout
Ted van Lieshout (1955) is een kinderdichter die recensenten nogal eens buikpijn bezorgt. Zijn poëzie is van uitzonderlijk hoge kwaliteit, maar bereikt zelden meer dan een piepklein publiekje. Met zo’n reputatie ziet wie niet dagelijks gedichten leest gemakkelijk over het hoofd dat zijn oeuvre een opmerkelijke verandering doormaakt. Van Lieshouts recente werk is luchtiger en toegankelijker dan ooit. De dichter lijkt wel een tweede leven te zijn begonnen.
Zijn nieuwste bundel Driedelig paard laat dat goed zien: het is een bijzonder geslaagde cocktail geworden van kinderkunst en experimenteerdrift. De gedichten gaan over een kabouter die is doodgebeten door de hond, een flauwgevallen zeemeermin op het strand, lepels die op hoge toon klagen over het feit dat ze met die ordinaire vorkjes in één bakje moeten liggen en een vader die denkt dat zijn dochter een paard in drie stukken voor haar verjaardag wil.
Het vertelperspectief is helder en wordt nu eens niet met een geniepige wending in de laatste regel weer op de kop gezet. Als er een kind aan het woord is, is er een kind aan het woord en als oma spreekt, spreekt oma. Een sprookjesachtig wereldbeeld (de hond beet een kabouter dood) kan naast de prozaïsche van de ouders staan (het is geen kabouter maar gewoon een pop) zonder dat zij elkaar in de weg zitten. Sterker nog, het lijkt wel alsof ze in dit boek een dansje met elkaar doen.
Ook de vorm is toegankelijk. Geen gezwoeg met enjambementen en veelzeggende witregels, maar korte verhaaltjes die Van Lieshout ‘blokgedichten’ noemt. Achter in het boek legt hij uit hoe hij ze maakt. Het zijn eigenlijk brieven, waar je de aanhef en de afzender vanaf haalt en die je afdrukt in een vierkant; alles achter elkaar en aan beide zijden uitgelijnd. Voor wie de brief is en waar hij over gaat merk je al lezende. En je kunt, geïnspireerd geraakt, meteen zelf aan de slag.
Dat het hier wel degelijk om gedichten gaat, illustreert Van Lieshout slim met de ernaast gepubliceerde beeldsonnetten. We zien bijvoorbeeld foto’s van een drogende appel in allerlei sequenties op rijen geplakt. Er is geen hoorbaar rijm of ritme, maar wel een zichtbaar. Geen gedichten met eindrijm zoals de meestef of juf ooit heeft uitgelegd, maar daarom niet minder goed te volgen. Daardoor biedt deze bundel naast vermaak op hoog niveau ook nog eens een totaal ongedwongen begin van een onderhoudend lesje beeldende kunst.
En dat is iets wat Van Lieshout al een schrijversleven lang zeer met zo veel overtuiging doet: kunst uitleggen. Juist daarom is het zo jammer dat het leeuwendeel van zijn werk ondanks doodgewone woorden zo abstract is en te vaak door de ogen van een volwassene op een moeizame kindertijd terugkijkt. In zijn vroege werk vraagt hij zich zelfs een keer af ‘Is het waar dat kinderen / niet echt bestaan?’
Tegelijkertijd is het toegankelijke deel van zijn oeuvre - lollige versjesbundels als Van Ansjovis tot Zwijntje (Leopold, 2006), Spin op sokken (Leopold, 2008) en Koekjes (CPNB, 2010) - meestal niet van zijn gebruikelijke niveau. Van Lieshout nam deze titels niet eens op in zijn verzameld werk Hou van mij (Leopold, 2009) en dat zegt wat.
Driedelig paard is echter Van Lieshout op zijn best. Vorm is belangrijk en dat merk je aan alles. Uiteraard is de bundel in drieën gedeeld en hoe langer je leest, hoe meer je merkt dat de afzonderlijke onderdelen spiegelen en rijmen en samen één geheel vormen. Maar toch is het ook een bundel die ook zonder diepgaande studie woord voor woord te volgen is en de lezer met hier en daar lekker harde humor onderhoudt.
Een dichter van het volk zoals Annie M.G. Schmidt zal hij niet gauw worden, hij zal wel gruwen bij het idee, maar met zijn even vrolijke als scherpe Driedelig paard is zijn dicht- én beeldkunst zonder knieval aan de kwaliteit aantrekkelijker dan ooit te voren. Het lijkt wel alsof Ted van Lieshout niet ouder, maar steeds jonger wordt.
Het tweede leven van Ted van Lieshout
Ted van Lieshout (1955) is een kinderdichter die recensenten nogal eens buikpijn bezorgt. Zijn poëzie is van uitzonderlijk hoge kwaliteit, maar bereikt zelden meer dan een piepklein publiekje. Met zo’n reputatie ziet wie niet dagelijks gedichten leest gemakkelijk over het hoofd dat zijn oeuvre een opmerkelijke verandering doormaakt. Van Lieshouts recente werk is luchtiger en toegankelijker dan ooit. De dichter lijkt wel een tweede leven te zijn begonnen.
Zijn nieuwste bundel Driedelig paard laat dat goed zien: het is een bijzonder geslaagde cocktail geworden van kinderkunst en experimenteerdrift. De gedichten gaan over een kabouter die is doodgebeten door de hond, een flauwgevallen zeemeermin op het strand, lepels die op hoge toon klagen over het feit dat ze met die ordinaire vorkjes in één bakje moeten liggen en een vader die denkt dat zijn dochter een paard in drie stukken voor haar verjaardag wil.
Het vertelperspectief is helder en wordt nu eens niet met een geniepige wending in de laatste regel weer op de kop gezet. Als er een kind aan het woord is, is er een kind aan het woord en als oma spreekt, spreekt oma. Een sprookjesachtig wereldbeeld (de hond beet een kabouter dood) kan naast de prozaïsche van de ouders staan (het is geen kabouter maar gewoon een pop) zonder dat zij elkaar in de weg zitten. Sterker nog, het lijkt wel alsof ze in dit boek een dansje met elkaar doen.
Ook de vorm is toegankelijk. Geen gezwoeg met enjambementen en veelzeggende witregels, maar korte verhaaltjes die Van Lieshout ‘blokgedichten’ noemt. Achter in het boek legt hij uit hoe hij ze maakt. Het zijn eigenlijk brieven, waar je de aanhef en de afzender vanaf haalt en die je afdrukt in een vierkant; alles achter elkaar en aan beide zijden uitgelijnd. Voor wie de brief is en waar hij over gaat merk je al lezende. En je kunt, geïnspireerd geraakt, meteen zelf aan de slag.
Dat het hier wel degelijk om gedichten gaat, illustreert Van Lieshout slim met de ernaast gepubliceerde beeldsonnetten. We zien bijvoorbeeld foto’s van een drogende appel in allerlei sequenties op rijen geplakt. Er is geen hoorbaar rijm of ritme, maar wel een zichtbaar. Geen gedichten met eindrijm zoals de meestef of juf ooit heeft uitgelegd, maar daarom niet minder goed te volgen. Daardoor biedt deze bundel naast vermaak op hoog niveau ook nog eens een totaal ongedwongen begin van een onderhoudend lesje beeldende kunst.
En dat is iets wat Van Lieshout al een schrijversleven lang zeer met zo veel overtuiging doet: kunst uitleggen. Juist daarom is het zo jammer dat het leeuwendeel van zijn werk ondanks doodgewone woorden zo abstract is en te vaak door de ogen van een volwassene op een moeizame kindertijd terugkijkt. In zijn vroege werk vraagt hij zich zelfs een keer af ‘Is het waar dat kinderen / niet echt bestaan?’
Tegelijkertijd is het toegankelijke deel van zijn oeuvre - lollige versjesbundels als Van Ansjovis tot Zwijntje (Leopold, 2006), Spin op sokken (Leopold, 2008) en Koekjes (CPNB, 2010) - meestal niet van zijn gebruikelijke niveau. Van Lieshout nam deze titels niet eens op in zijn verzameld werk Hou van mij (Leopold, 2009) en dat zegt wat.
Driedelig paard is echter Van Lieshout op zijn best. Vorm is belangrijk en dat merk je aan alles. Uiteraard is de bundel in drieën gedeeld en hoe langer je leest, hoe meer je merkt dat de afzonderlijke onderdelen spiegelen en rijmen en samen één geheel vormen. Maar toch is het ook een bundel die ook zonder diepgaande studie woord voor woord te volgen is en de lezer met hier en daar lekker harde humor onderhoudt.
Een dichter van het volk zoals Annie M.G. Schmidt zal hij niet gauw worden, hij zal wel gruwen bij het idee, maar met zijn even vrolijke als scherpe Driedelig paard is zijn dicht- én beeldkunst zonder knieval aan de kwaliteit aantrekkelijker dan ooit te voren. Het lijkt wel alsof Ted van Lieshout niet ouder, maar steeds jonger wordt.
maandag 4 april 2011
*** (3) Dogar De jongen in het Achterhuis
Het kleine relletje dat ontstond rond Annexed, The incredible story of the boy that loved Anne Frank ging over de vraag of fantaseren over een Achterhuisromance wel mag. Maar het gedeelte over de liefde van Peter en Anne is juist heel integer en geloofwaardig gedaan. Belangrijker is dat de roman als geheel het product is van een zeer middelmatig schrijver. Die constatering maakt verdere discussie eigenlijk overbodig. Onderstaande bespreking stond op 19 maart in de Volkskrant.
De jongen die verliefd was op Anne Frank
In Engeland ontstond vorig jaar enkele maanden voor publicatie een klein relletje rond Annexed, het derde jeugdboek van de Britse kindertherapeut Sharon Dogar. Dat moet hebben gelegen aan de suggestieve ondertitel: ‘The incredible story of the boy that loved Anne Frank’. Seks in het Achterhuis? Kan dat wel?
Relletjes zijn vooral fijn voor de uitgever
Deze week verscheen de Nederlandse editie met hetzelfde omslagontwerp als De jongen in het Achterhuis, maar zonder die ondertitel. Terecht. Britse opvoeders maken zich misschien zorgen over de seksuele toespelingen in het boek, door de wol geverfde Nederlandse en Scandinavische tieners zullen er niet veel schokkenders in ontdekken dan het woord ‘vrijen’, een omhelzing en een kus. Sensatiezoekerij van een Britse uitgever? Het heeft er alle schijn van.
Een discussie over een nog niet bestaand boek is vooral een feestje voor de uitgever, want vaak stelt daarna niemand meer de relevante vraag of het ook een goed boek is. En dat is het niet.
Juist het liefdesdeel zit integer en geloofwaardig in elkaar
Er verschijnt elk voorjaar een hausse aan oorlogs- en onderduikboeken (zie ook ‘Net uit’). Annexed is echt niet veel beter of slechter dan de rest, hoogstens wat origineler van opzet. Peter van Pels (Van Daan in het dagboek van Anne) heeft de eerste maanden een grote hekel aan het kinderlijke schoolmeisje, dat braaf haar huiswerk doet en het onderduiken als een picknick ziet. Sterker nog, hij ergert zich aan heel de moreel superieure familie Frank.
Peter voelt zich helemaal geen jood en zou liever een Duitser op zijn gezicht slaan dan zich lijdzaam laten opsluiten achter een boekenkast. Hij heeft niet echt idealen, wil gewoon graag met een meisje naar bed voor hij naar een vernietigingskamp gaat. Iets wat de verlegen puber pas na honderden bladzijden durft te zeggen.
Het liefdesdeel van de roman zit niet alleen integer, maar ook best knap in elkaar. Juist omdát er bijna niets gebeurt. Peter, alleen handig met zijn handen, stelt zich stamelend teweer tegen de verbaal sterke en wispelturige gymnasiaste. Het enige écht navoelbare drama in het boek: idealen en menselijkheid worstelen met elkaar en er is geen echte winnaar. Ook de vooroorlogse reacties van de familieleden op de prille liefde en de onuitgesproken jaloezie van de stille Margot met haar brilletje zijn sterk materiaal voor een geslaagd verhaal.
Verder schreef Dogar een zeer middelmatige jeugdroman
En dat had het ook best kunnen worden, als Dogar haar pen niet zo krampachtig vasthield, alsof ze net van een cursus creatief schrijven kwam: ‘Pas als ik mijn ogen opendoe en de muren zie weet ik het weer. Weet ik dat ik hier ben.’ En zo emmert het maar door, met vervelende voetnoten die je steeds wijzen op onbenullige zaken die ze heeft veranderd ten opzichte van het dagboek. Waar trouwens door de Achterhuisbewoners veel te veel knipooggrapjes over worden gemaakt.
Niemand kan toen hebben geweten dat het dagboek later door heel de wereld gelezen zou worden. Maar Dogar weet dat wel en dus maakt ze na het al te menselijke, licht sensuele uitstapje van Anne toch maar weer gauw een joodse Jeanne d’Arc. Peter reduceert ze tot iemand die in de strijd tegen de Duitsers alleen maar aan zijn eigen genot denkt en pas in het concentratiekamp tot inkeer komt. Heldenverering en zwart-witdenken waar we ruim zestig jaar na dato nu ook in de jeugdliteratuur wel eens van af mogen.
Dat je geen fictie zou mogen schrijven over Anne Frank omdat haar zoiets vreselijks is overkomen is natuurlijk onzin. Dan kunnen we de hele historische letterkunde wel opheffen. Een beantwoorde liefde in het Achterhuis is helemaal niet zo ongeloofwaardig en Anne van harte gegund. Maar Nederlands’ beroemdste dagboekschrijfster had bij die onderneming wel iets beters verdiend dan een middelmatige auteur.
De jongen die verliefd was op Anne Frank
In Engeland ontstond vorig jaar enkele maanden voor publicatie een klein relletje rond Annexed, het derde jeugdboek van de Britse kindertherapeut Sharon Dogar. Dat moet hebben gelegen aan de suggestieve ondertitel: ‘The incredible story of the boy that loved Anne Frank’. Seks in het Achterhuis? Kan dat wel?
Relletjes zijn vooral fijn voor de uitgever
Deze week verscheen de Nederlandse editie met hetzelfde omslagontwerp als De jongen in het Achterhuis, maar zonder die ondertitel. Terecht. Britse opvoeders maken zich misschien zorgen over de seksuele toespelingen in het boek, door de wol geverfde Nederlandse en Scandinavische tieners zullen er niet veel schokkenders in ontdekken dan het woord ‘vrijen’, een omhelzing en een kus. Sensatiezoekerij van een Britse uitgever? Het heeft er alle schijn van.
Een discussie over een nog niet bestaand boek is vooral een feestje voor de uitgever, want vaak stelt daarna niemand meer de relevante vraag of het ook een goed boek is. En dat is het niet.
Juist het liefdesdeel zit integer en geloofwaardig in elkaar
Er verschijnt elk voorjaar een hausse aan oorlogs- en onderduikboeken (zie ook ‘Net uit’). Annexed is echt niet veel beter of slechter dan de rest, hoogstens wat origineler van opzet. Peter van Pels (Van Daan in het dagboek van Anne) heeft de eerste maanden een grote hekel aan het kinderlijke schoolmeisje, dat braaf haar huiswerk doet en het onderduiken als een picknick ziet. Sterker nog, hij ergert zich aan heel de moreel superieure familie Frank.
Peter voelt zich helemaal geen jood en zou liever een Duitser op zijn gezicht slaan dan zich lijdzaam laten opsluiten achter een boekenkast. Hij heeft niet echt idealen, wil gewoon graag met een meisje naar bed voor hij naar een vernietigingskamp gaat. Iets wat de verlegen puber pas na honderden bladzijden durft te zeggen.
Het liefdesdeel van de roman zit niet alleen integer, maar ook best knap in elkaar. Juist omdát er bijna niets gebeurt. Peter, alleen handig met zijn handen, stelt zich stamelend teweer tegen de verbaal sterke en wispelturige gymnasiaste. Het enige écht navoelbare drama in het boek: idealen en menselijkheid worstelen met elkaar en er is geen echte winnaar. Ook de vooroorlogse reacties van de familieleden op de prille liefde en de onuitgesproken jaloezie van de stille Margot met haar brilletje zijn sterk materiaal voor een geslaagd verhaal.
Verder schreef Dogar een zeer middelmatige jeugdroman
En dat had het ook best kunnen worden, als Dogar haar pen niet zo krampachtig vasthield, alsof ze net van een cursus creatief schrijven kwam: ‘Pas als ik mijn ogen opendoe en de muren zie weet ik het weer. Weet ik dat ik hier ben.’ En zo emmert het maar door, met vervelende voetnoten die je steeds wijzen op onbenullige zaken die ze heeft veranderd ten opzichte van het dagboek. Waar trouwens door de Achterhuisbewoners veel te veel knipooggrapjes over worden gemaakt.
Niemand kan toen hebben geweten dat het dagboek later door heel de wereld gelezen zou worden. Maar Dogar weet dat wel en dus maakt ze na het al te menselijke, licht sensuele uitstapje van Anne toch maar weer gauw een joodse Jeanne d’Arc. Peter reduceert ze tot iemand die in de strijd tegen de Duitsers alleen maar aan zijn eigen genot denkt en pas in het concentratiekamp tot inkeer komt. Heldenverering en zwart-witdenken waar we ruim zestig jaar na dato nu ook in de jeugdliteratuur wel eens van af mogen.
Dat je geen fictie zou mogen schrijven over Anne Frank omdat haar zoiets vreselijks is overkomen is natuurlijk onzin. Dan kunnen we de hele historische letterkunde wel opheffen. Een beantwoorde liefde in het Achterhuis is helemaal niet zo ongeloofwaardig en Anne van harte gegund. Maar Nederlands’ beroemdste dagboekschrijfster had bij die onderneming wel iets beters verdiend dan een middelmatige auteur.
Abonneren op:
Posts (Atom)