vrijdag 18 september 2009

*** (3) voor Jeff Kinney Het leven van een loser

De vertaling is wat ergerlijk hier en daar: wie noemt hedendaagse kinderen nu Bram of Theo? Ook blijft het clichématige Amerikaanse highschool-leven een beetje wringen. Maar hilarisch grappig is deze nieuwe serie op zijn hoogtepunten zeker wel. Lekker lezen voor jongens die niet graag lezen. Wie wel graag leest: probeer het eens in het Amerikaans. Deze recensie stond op 18 september 2009 in de Volkskrant.

Het leven van een lulletje rozenwater

Je hebt impopulaire brugklassers in drie smaken: studiebollen, geboren mislukkelingen en lulletjes rozenwater. Bram Botermans, hoofdpersoon van Jeff Kinney’s Het leven van een loser, behoort overduidelijk tot de laatste categorie.

Als hij probeert om penningmeester van de leerlingenraad te worden, meent hij dit te moeten doen door met zelfgetekende posters waarop hij breed uitmeet dat zijn tegenstrever Martin Kruier in groep vier de hele basisschool besmette met luizen. Zijn erebaantje als klaar-over verpest hij door de kleuters te achtervolgen met levende wormen. Wat hij vervolgens in de schoenen van zijn beste vriend Theo probeert te schuiven. En hij wil zó graag tijdens Halloween in één avond bij alle 152 huizen van zijn woonwijk aanbellen, dat ook dit zorgvuldig geplande megaproject op hilarische wijze spaak loopt.

Het leven van een loser is een succesvolle internetcartoon, die nu ook is verschenen in boekvorm. De herkenbare schoolverhalen zijn misschien nog wel het beste te vergelijken met de Hoe overleef ik…-reeks van Francine Oomen. Maar dan voor jongens, met lekker cynische humor en zo veel plaatjes dat het nog net geen stripboek is.

Die harde zelfspot in de cartoons is precies wat ervoor zorgt dat deze typische, hier en daar clichématige Amerikaanse high school soap toch een reeks sterke hoogtepunten heeft. Het leven van een loser is een prima ‘opstapboek’ voor jongens van een jaar of twaalf. De allergrootste groep afhakers, als het om lezen gaat.

Wat jammer dan, dat de vertaling zo matig is. Dat begint al bij de titel. Als de auteur ‘loser’ bedoeld had, dan had hij ‘loser’ geschreven. Hij gaf zijn boek echt de titel Diary of a Wimpy Kid mee. Dat is, vrij vertaald, het dagboek van een lulletje rozenwater. Hanne Majoor, die de vertaling in elkaar flanste, laat al op het omslag zien dat ze van het boek niet veel begrepen heeft.

En dan die namen. Hoe komt iemand van Greg Heffley naar Bram Botermans? Of van Rowley, zijn beste vriend, naar Theo? Welke hedendaagse brugklasser heet er nu zo? En waarom al die straatnamen vertalen en het schoolsysteem naar Nederlandse maatstaven omzetten, als je vervolgens toch niet uit de voeten kunt met Halloween en de Amerikaanse kerstviering? De Nederlandse uitgever dacht kennelijk niet veel verder dan het zo goedkoop mogelijk hierheen halen van ‘de nummer een van de New York Times bestsellerlijst’.

Hij had zich al die moeite kunnen besparen. Want: waarom überhaupt een boek dat zó toegankelijk is nog omzetten in fantasieloos Nederlands, als het bedoeld is voor pubers die thuis computerspellen spelen die niet eens een Nederlandse vertaling hébben? Een enthousiaste, niet al te belegen leraar Engels zou hier wel raad weten. Diary of a Wimpy Kid verdient het om populair te worden, maar dan wel graag gewoon in het Amerikaans.

vrijdag 4 september 2009

** (2) voor Andy Stanton Meneer Gum

De belangrijkste jeugdauteurs van de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, Roald Dahl, Paul Biegel, Annie M.G. Schmidt en Astrid Lindgren, hebben bewezen dat kwaliteit en populariteit best samen kunnen gaan. Ze deden niets bijzonders – schrijven over lekker eten, grillige avonturen, komische dieren en wrede volwassenen – maar ze deden dat wel op een bijzondere manier. Dat kunnen we van veel jonge auteurs helaas niet te zeggen. De hedendaagse mainstream kuiert na veertig jaar nog altijd verder op de wegen die door de grootmeesters zijn ingeslagen. Kennelijk is het wiel uitgevonden en hoeven we het alleen nog maar draaiend te houden.

Onnavolgbaar verhaal, in een achternamiddag gemaakt
Daar steekt vast geen kwaad achter, maar een gebrek aan ambitie moet niet doorslaan in gemakzucht. Zoals duidelijk het geval is met Je bent een Slecht Mens, Meneer Gum! van Andy Stanton. Hierin doen een agressieve fee, een paar dansende mollen, een hooliganhond en een wel erg onaardige meneer Gum zo’n beetje alles wat kinderen grappig vinden en dat het liefst met zo min mogelijk samenhang. Het tamelijk onnavolgbare verhaal komt erop neer dat meneer Gum het liefst in zijn nest ligt te rotten maar door die fee, die in zijn badkuip woont, met geweld wordt gedwongen om zijn tuin te onderhouden. Dat gaat allemaal redelijk, totdat Sjaak de Hond ten tonele komt die niets liever doet dan tuinen omploegen. Sjaak moet dood, maar daar weet het meisje Polly na allerlei wilde wendingen een stokje voor te steken. Meneer Gum heeft heus wel een paar grijnsmomenten en de vertaling van Robbert-Jan Henkes bevat aardige vondsten, maar het zou fijn zijn geweest als de uitgeverij de tekst nog eens had teruggestuurd en in elk geval de allerflauwste grappen eruit had gehaald. De illustrator maakt er bovendien geen geheim van dat Quentin Blake zijn grote voorbeeld is. Het is onvoorstelbaar dat er aan dit boek meer dan een paar middagen is gewerkt.

Deze recensie stond op 4 september 2009 in de Volkskrant. Wat Meneer Gum van Pjotr van Lenteren vindt is te lezen op de achterkant van het tweede deel.

*** (3) Janneke Schotveld Hotel Kindervreugd

Een verademing is het verzorgde, rustig opgebouwde Hotel Kindervreugd van schrijvende juf Janneke Schotveld (1974). Het jongetje Dup wordt door zijn ouders gedumpt in het ‘hotel’ van juffrouw Prunella, wiens belangrijkste regel is: ‘jij zult niet spelen’. Al snel blijkt dat de ouders de kinderen nooit meer op komen halen. Ook hier zien we een klassiek procédé uit de vorige eeuw: een tikje grotesk avontuur met een wrede volwassene die kinderen haat en ze alleen maar vieze dingen te eten geeft. Na een hoop ellende maken de kinderen creatief en daadkrachtig een eind aan deze situatie. Origineel is het niet, maar Schotveld neemt tenminste de tijd om haar brood op een eerlijke manier te verdienen. Over het verhaal is nagedacht. Haar prettig lezende zinnen bevatten geen overdreven geschreeuw en populair jeugdjargon en hier en daar zelfs een aardige observatie. Schotveld heeft geen last van ambitie, maar ook niet van gemakzucht.

Deze recensie verscheen op 4 september 2009 in de Volkskrant.