Een middeleeuws verhaal gaat er bij kinderen altijd wel in. Ten minste, zo lang er ridders, tovenaars en prinsessen in voorkomen. Maar wat als de hoofdpersoon een opgewonden non is, die worstelt met haar geloof? Zoals in het beroemde heiligenleven Beatrijs?
De oplossing blijkt vrij eenvoudig: gewoon in fris Nederlands opschrijven. In Vrije val van Agave Kruijssen komen de twijfels en de verlangens van de verliefde veertienjarige Beatries volstrekt geloofwaardig over. En door de jonge non in een raamvertelling haar avonturen op te laten biechten bij een rondreizende abt, wordt het nog redelijk spannend ook. Want wat zou het enorm zondige geheim zijn, dat ze meteen aan het begin aankondigt?
Kruijssen is nu al een jaar of vijf bezig met het bewerken van de bekendste Middelnederlandse verhalen tot hedendaags proza. De beste tot nu toe is Walewein, naar de overbekende kraker van Penninc en Vostaert. Daarvan is het origineel echter al zo meeslepend, dat het zich vrij gemakkelijk laat navertellen. Knapper is het tot nieuw leven brengen van iets typisch Middeleeuws als een religieus exempel, waarin vrouwen zichzelf om moeilijk te begrijpen redenen met de knoet bewerken.
Kruijssen heeft echt iets met dit verhaal. Haar stem is vele malen overtuigender dan in haar andere boeken. In een emotionele en vurige monoloog die nergens verveelt, trakteert ze haar lezers op authentieke zinnen die er geen doekjes om winden en een paar in al hun eenvoud prachtige metaforen.
Aardig is dat ze nu eindelijk eens een vrouwelijk personage kan uitdiepen. In haar andere ridderboeken, noodzakelijkerwijs echte stoerejongensverhalen, zoals haar andere nieuwe titel Merlijn, probeert ze steevast om vrouwen en meisjes een wat grotere rol te geven. Haar moeders en geliefden komen flets en geforceerd over. Ze had ze er maar beter niet bij kunnen verzinnen.
Dit verhaal weet ze echter stérker te maken dan het Middelnederlandse origineel. Daarin wordt de periode dat Beatries leeft als ongehuwde moeder en als hoer, summier beschreven. Kruijssen geeft haar ondergang in detail weer en maakt zo haar wonderlijke terugkeer in het klooster ook zevenhonderd jaar na dato bijzonder ontroerend..
Na zo’n prestatie neem je een paar minder geslaagde elementen op de koop toe. Zoals haar mislukte poging om haar lezers te laten griezelen met nachtmerries over de hel en haar keuze voor die eeuwige ongeloofwaardige ridderboekennamen als Berend, Bernt en Koen.
Nee, in esthetisch opzicht is de berijmde vertaling van Willem Wilmink uit 1995 nog altijd wat knapper. Maar die is voor breed publiek een stuk minder aantrekkelijk. Met haar bevlogen hervertelling in gewoon mooi Nederlands heeft Kruijssen een bijna perfecte middenweg gevonden. Vrije val is een van de meest geslaagde delen van de serie geworden.
vrijdag 8 april 2005
vrijdag 18 maart 2005
***** (5) voor Floortje Zwigtman Schijnbewegingen
Zelden is zo uitgekeken naar een nieuwe jeugdroman als naar Schijnbewegingen van Floortje Zwigtman (1974). Deze jonge Zeeuwse schrijfster won twee jaar geleden met Wolfsroedel maar liefst twee jeugdliteraire bekroningen, waarvan de prestigieuze Vlaamse Gouden Uil voor Jeugdliteratuur de belangrijkste was. Wat zou de volgende stap zijn van deze spraakmakende schrijfster?
Wolfsroedel gaat over een groep jongens die zich laten meesleuren in een maalstroom van martelingen en moordpartijen. Zwigtman neemt geen ethisch standpunt in en bovendien geen blad voor de mond. Ze laat met beklemmende overtuigingskracht zien hoe heerlijk het is om een mes te pakken en het te gebruiken. Reden genoeg voor een debat in deze krant over hoe expliciet jeugdboeken mogen zijn over geweld.
In Schijnbewegingen gaat de onverstoorbare Zwigtman ijskoud verder met het haar grensverkenningen. Dit keer schrijft ze over een zestienjarige jongenshoer in Victoriaans Londen. En weer laat ze zien dat het haar niet om simpel choqueren gaat, maar om veel belangwekkender zaken.
Adrian Mayfield wordt geboren als zoon van een kroegbaas en naaister in Oost-Londen. Maar hij wil meer dan een armoedig leventje in een volksbuurt. Hij werkt als jongste bediende in Victor Procopius’ Herenmodepaleis en weet zeker dat hij deze doodsaaie baan niet lang gaat volhouden.
Inderdaad ligt er een andere carrière voor hem in het verschiet. Alleen niet een die hij zelf bedacht zou hebben. In de paskamer van de kleermaker ontdekt hij een lucratieve bron van inkomsten: de herenliefde. Een klant vindt hem leuk en neemt hem mee naar huis. Het is Augustus Trops, een tweederangs schilder die iedereen kent uit het grootstedelijke kunstenaarsmilieu.
Trops introduceert Adrian in de zogenaamde Paarse Hofhouding, het gezelschap van cartoonisten, schilders, schrijvers, dichters en journalisten rond Oscar Wilde. Dankzij zijn nieuwe kennissen krijgt hij min of meer keurig werk als schildermodel van een schatrijke jonge kunstenaar en heeft hij de gulle minnaar Trops niet meer nodig. Gelukkig maar, want het einde van de negentiende eeuw was geen tijd om met homoseksualiteit te koop te lopen.
Alles gaat goed, tot in de zomer van de beau monde van Londen naar Europa vertrekt voor de zomervakantie en Adrian zonder inkomsten komt te zitten. Hij doet zijn lichaam in de aanbieding in een herenbordeel en ontdekt zo de harde kant van zijn nieuwe leven: die van roddel, afpersing, politie-invallen, potenrammers en de eeuwige dreiging van een dodelijke geslachtziekte. Al snel beseft hij dat dit niet is wat hij wil. Maar wat dan?
Zijn nieuwe vrienden maken hem duidelijk dat in een wereld vol kleinburgerlijke homohaat, hooggeplaatste minnaars heel wat over hebben voor hun privacy. Kan Adrian uit de klauwen blijven van valse nichten, door Oscar Wilde ‘poema’s’ genoemd, die bereid zijn om tot het uiterste te gaan?
Schijnbewegingen is minstens zo dwingend, intens en zuigend als Wolfsroedel. Dat heeft alles te maken met de bijzondere gave van Zwigtman om afstand te houden en tegelijkertijd schaamteloos intiem te zijn. Haar bijzondere personages bekruipen de lezer als een goede vriend en laten hem niet meer los.
Zwigtman oordeelt niet maar maakt minutieus duidelijk waarom haar hoofdpersonen handelen zoals zij handelen. Geen moralisme bij haar, maar diepgravend onderzoek naar de menselijke ziel. Zonder de duistere kanten over te slaan. Actuelere jeugdliteratuur dan haar historische romans bestaat bijna niet.
Minpunt is de bloemrijkheid van Zwigtmans boeken. Ze heeft veel tijd nodig om het schaakspel van haar fantasie onderdeel voor onderdeel in elkaar te zetten en bezuinigt niet op details. Het duurt dus wel even voor ze op gang komt. Verder is haar taal wat gewoontjes.
Maar wat zeuren we nog over iets oppervlakkigs als stijl bij het zien van zo’n groot dramatisch talent als het hare? Als Zwigtman eenmaal beide handen vrij heeft om te spelen, dan speelt ze ook fenomenaal. En dan is dit nog maar het eerste deel van een tweeluik. Na het zinderende slot voelt het alsof het nog steeds allemaal moet beginnen en het alleen nog maar veel erger mis kan gaan. Wat wil een lezer nog meer?
Schijnbewegingen maakt de grote belofte van Zwigtmans vorige boek meer dan waar. Het is niet alleen de meest indrukwekkende homoroman sinds het briljante Je moet dansen op mijn graf van de Brit Aidan Chambers (Querido, 1985). Maar ook een bijzonder knap historisch portret én een boek dat genadeloos aan het denken zet. Dit kaliber vinden we alleen bij spraakmakende Britse jeugdauteurs als Melvin Burgess en Kevin Brooks.
Schijnbewegingen is een meesterwerk van internationale allure. Zwigtman mag nu gerust een van de grote jeugdboekenschrijvers van dit moment worden genoemd.
Wolfsroedel gaat over een groep jongens die zich laten meesleuren in een maalstroom van martelingen en moordpartijen. Zwigtman neemt geen ethisch standpunt in en bovendien geen blad voor de mond. Ze laat met beklemmende overtuigingskracht zien hoe heerlijk het is om een mes te pakken en het te gebruiken. Reden genoeg voor een debat in deze krant over hoe expliciet jeugdboeken mogen zijn over geweld.
In Schijnbewegingen gaat de onverstoorbare Zwigtman ijskoud verder met het haar grensverkenningen. Dit keer schrijft ze over een zestienjarige jongenshoer in Victoriaans Londen. En weer laat ze zien dat het haar niet om simpel choqueren gaat, maar om veel belangwekkender zaken.
Adrian Mayfield wordt geboren als zoon van een kroegbaas en naaister in Oost-Londen. Maar hij wil meer dan een armoedig leventje in een volksbuurt. Hij werkt als jongste bediende in Victor Procopius’ Herenmodepaleis en weet zeker dat hij deze doodsaaie baan niet lang gaat volhouden.
Inderdaad ligt er een andere carrière voor hem in het verschiet. Alleen niet een die hij zelf bedacht zou hebben. In de paskamer van de kleermaker ontdekt hij een lucratieve bron van inkomsten: de herenliefde. Een klant vindt hem leuk en neemt hem mee naar huis. Het is Augustus Trops, een tweederangs schilder die iedereen kent uit het grootstedelijke kunstenaarsmilieu.
Trops introduceert Adrian in de zogenaamde Paarse Hofhouding, het gezelschap van cartoonisten, schilders, schrijvers, dichters en journalisten rond Oscar Wilde. Dankzij zijn nieuwe kennissen krijgt hij min of meer keurig werk als schildermodel van een schatrijke jonge kunstenaar en heeft hij de gulle minnaar Trops niet meer nodig. Gelukkig maar, want het einde van de negentiende eeuw was geen tijd om met homoseksualiteit te koop te lopen.
Alles gaat goed, tot in de zomer van de beau monde van Londen naar Europa vertrekt voor de zomervakantie en Adrian zonder inkomsten komt te zitten. Hij doet zijn lichaam in de aanbieding in een herenbordeel en ontdekt zo de harde kant van zijn nieuwe leven: die van roddel, afpersing, politie-invallen, potenrammers en de eeuwige dreiging van een dodelijke geslachtziekte. Al snel beseft hij dat dit niet is wat hij wil. Maar wat dan?
Zijn nieuwe vrienden maken hem duidelijk dat in een wereld vol kleinburgerlijke homohaat, hooggeplaatste minnaars heel wat over hebben voor hun privacy. Kan Adrian uit de klauwen blijven van valse nichten, door Oscar Wilde ‘poema’s’ genoemd, die bereid zijn om tot het uiterste te gaan?
Schijnbewegingen is minstens zo dwingend, intens en zuigend als Wolfsroedel. Dat heeft alles te maken met de bijzondere gave van Zwigtman om afstand te houden en tegelijkertijd schaamteloos intiem te zijn. Haar bijzondere personages bekruipen de lezer als een goede vriend en laten hem niet meer los.
Zwigtman oordeelt niet maar maakt minutieus duidelijk waarom haar hoofdpersonen handelen zoals zij handelen. Geen moralisme bij haar, maar diepgravend onderzoek naar de menselijke ziel. Zonder de duistere kanten over te slaan. Actuelere jeugdliteratuur dan haar historische romans bestaat bijna niet.
Minpunt is de bloemrijkheid van Zwigtmans boeken. Ze heeft veel tijd nodig om het schaakspel van haar fantasie onderdeel voor onderdeel in elkaar te zetten en bezuinigt niet op details. Het duurt dus wel even voor ze op gang komt. Verder is haar taal wat gewoontjes.
Maar wat zeuren we nog over iets oppervlakkigs als stijl bij het zien van zo’n groot dramatisch talent als het hare? Als Zwigtman eenmaal beide handen vrij heeft om te spelen, dan speelt ze ook fenomenaal. En dan is dit nog maar het eerste deel van een tweeluik. Na het zinderende slot voelt het alsof het nog steeds allemaal moet beginnen en het alleen nog maar veel erger mis kan gaan. Wat wil een lezer nog meer?
Schijnbewegingen maakt de grote belofte van Zwigtmans vorige boek meer dan waar. Het is niet alleen de meest indrukwekkende homoroman sinds het briljante Je moet dansen op mijn graf van de Brit Aidan Chambers (Querido, 1985). Maar ook een bijzonder knap historisch portret én een boek dat genadeloos aan het denken zet. Dit kaliber vinden we alleen bij spraakmakende Britse jeugdauteurs als Melvin Burgess en Kevin Brooks.
Schijnbewegingen is een meesterwerk van internationale allure. Zwigtman mag nu gerust een van de grote jeugdboekenschrijvers van dit moment worden genoemd.
zaterdag 5 februari 2005
**** (4) voor Robert Wolfe: Joshua Joshua Tango
Joshua kan praten, vliegen en is telepatisch begaafd. Hij zingt niet onverdienstelijk en ondanks zijn leeftijd danst hij ook nog aardig de tango. Maar wat dit alles pas echt uitzonderlijk maakt, is dat Joshua een Braziliaanse schildpad is.
Wetenschappers proberen al jaren te bewijzen dat zijn soort, de Geochelone elephantopus, minstens even slim is als mensen. Tot nu toe zonder succes. Om zijn onderzoekingen dag en nacht voort te kunnen zetten, brengt professor Groen één schildpad mee naar huis.
Helaas voor hem laat die zijn talenten echter alleen maar zien aan Marcel, het eenzame zoontje van de wetenschapper. Marcel beleeft dankzij de magische schildpad het avontuur van zijn leven. En dat mocht ook wel, want zijn moeder is in India om zichzelf te herontdekken en op school wordt hij geplaagd omdat hij, net als zijn vader, een slome dromer is.
De flaptekst maakt meteen duidelijk: Joshua Joshua Tango van de Nederlander Robert Wolfe wil alle kinderboeken tegelijk zijn. Het verhaal over Marcels Harry Potter-achtige bezemsteelbelevenissen op de vliegende schildpad is namelijk nog lang niet alles. Joshua Joshua Tango is ook een moderne realistische probleemroman over een kwakkelend eenoudergezin.
En alsof dat allemaal nog niet genoeg is, weeft Wolfe er een oerhollandse voetbalavontuur doorheen, waarin de plaatselijke cup veroverd moet worden, een nobele asielzoeker die niet terugwil naar zijn land, een gekke buurman die niet zo eng is als hij lijkt en natuurlijk ook een ontvoering. Verbazingwekkend genoeg werkt het nog ook. Sterker zelfs: Wolfe heeft met zijn aanstekelijke debuut een prestatie van formaat geleverd.
Misschien komt dat wel juist doordát hij zich door al die genres tegelijk liet inspireren. Er staat zo veel heerlijke onzin en herkenbaar kinderleed in, dat het vanaf de eerste bladzijde voelt als een oerkinderboek. Zoiets als Michael Ende’s Het oneindige verhaal: de ene kwestie is nog niet afgewikkeld of de volgende dient zich al weer aan, alsof het nooit meer afgelopen zal zijn.
Goddank heeft Wolfe net als Ende het zeldzame talent om alles op zo’n manier aan elkaar te fantaseren dat het nog geloofwaardig blijft. Joshua Joshua Tango is één grote wensvervulling. Wie dit leest gaat er van dromen om net als Marcel verzeild te mogen raken in de magische wereld van Joshua, waar kinderen alles kunnen. Het is een feel-goodboek in de meest positieve zin van het woord.
Dat het allemaal niet klef en goedkoop wordt, komt door de aangenaam intelligente schrijfstijl van Wolfe. Hij neemt zijn eigen fantasie serieus, maar ook weer niet té. Bij vlagen is hij uitzonderlijk grappig en hij denkt alle onmogelijkheden die hij verzint tot in de consequenties door. De titel van het boek is bijvoorbeeld de radioroepnaam van Joshua, voor gebruik tijdens telepathische gesprekken. Die zijn opgebouwd uit de naam van de persoon (Joshua), diens favoriete zanger (ook Joshua) en diens hobby (Tango). Marcel wordt dan Marcel Elvis Voetbal.
De hartelijke vriendschap tussen Marcel en Joshua en hun komische telepathische gesprekken zijn bovendien geloofwaardig en echt, iets wat in dit soort avonturenboeken meestal niet het geval is.
Het enige dat dit boek minder sterk maakt dan een klassieker als Het oneindige verhaal is dat literaire en emotionele diepgang ontbreekt. Marcel is een door en door welwillend mens, schiet niet door in zijn nieuw verworven talenten en is aan het eind dus uitgebalanceerd, gelukkig en af. Hij had wel íets menselijker mogen zijn.
Wolfe, geboren in Australië maar sinds zijn achtste Nederlander, verdient zijn brood met het geven van trainingen over het verkrijgen van ‘innerlijke rust’ op basis van een meditatiemethode uit de Verenigde Staten. Zijn jeugd en professionele achtergrond verklaren waarom Joshua Joshua Tango hier en daar wel erg op een Amerikaanse kinderkaskraker lijkt, volgens het credo: alles komt goed, als je je dromen maar waarmaakt. Als Wolfe niet zo’n goede schrijver was geweest, was dit boek uitgelopen op een handboek voor bij een meditatiecursus.
Dankzij zijn droge humor en zijn bewuste keuze om niet álles positief af te laten lopen komt het echter niet zo ver. Professor Groen heeft tot zijn teleurstelling geen énkel teken van intelligentie kunnen ontdekken. En dus moet Joshua terug naar Brazilië. Marcel leert dan wel zijn angsten onder ogen te zien en is aan het eind van het verhaal de held van de dag, maar de voetbalcup gaat naar een andere school, zijn moeder komt niet terug uit India en de asielzoeker is weer naar voormalig Joegoslavië. Zo vrolijk is het dus allemaal ook weer niet.
Joshua Joshua Tango is echt een boek dat het verdient het om een van de favorieten van dit jaar te worden. En er moet inderdaad maar gauw een filmversie van komen.
Wetenschappers proberen al jaren te bewijzen dat zijn soort, de Geochelone elephantopus, minstens even slim is als mensen. Tot nu toe zonder succes. Om zijn onderzoekingen dag en nacht voort te kunnen zetten, brengt professor Groen één schildpad mee naar huis.
Helaas voor hem laat die zijn talenten echter alleen maar zien aan Marcel, het eenzame zoontje van de wetenschapper. Marcel beleeft dankzij de magische schildpad het avontuur van zijn leven. En dat mocht ook wel, want zijn moeder is in India om zichzelf te herontdekken en op school wordt hij geplaagd omdat hij, net als zijn vader, een slome dromer is.
De flaptekst maakt meteen duidelijk: Joshua Joshua Tango van de Nederlander Robert Wolfe wil alle kinderboeken tegelijk zijn. Het verhaal over Marcels Harry Potter-achtige bezemsteelbelevenissen op de vliegende schildpad is namelijk nog lang niet alles. Joshua Joshua Tango is ook een moderne realistische probleemroman over een kwakkelend eenoudergezin.
En alsof dat allemaal nog niet genoeg is, weeft Wolfe er een oerhollandse voetbalavontuur doorheen, waarin de plaatselijke cup veroverd moet worden, een nobele asielzoeker die niet terugwil naar zijn land, een gekke buurman die niet zo eng is als hij lijkt en natuurlijk ook een ontvoering. Verbazingwekkend genoeg werkt het nog ook. Sterker zelfs: Wolfe heeft met zijn aanstekelijke debuut een prestatie van formaat geleverd.
Misschien komt dat wel juist doordát hij zich door al die genres tegelijk liet inspireren. Er staat zo veel heerlijke onzin en herkenbaar kinderleed in, dat het vanaf de eerste bladzijde voelt als een oerkinderboek. Zoiets als Michael Ende’s Het oneindige verhaal: de ene kwestie is nog niet afgewikkeld of de volgende dient zich al weer aan, alsof het nooit meer afgelopen zal zijn.
Goddank heeft Wolfe net als Ende het zeldzame talent om alles op zo’n manier aan elkaar te fantaseren dat het nog geloofwaardig blijft. Joshua Joshua Tango is één grote wensvervulling. Wie dit leest gaat er van dromen om net als Marcel verzeild te mogen raken in de magische wereld van Joshua, waar kinderen alles kunnen. Het is een feel-goodboek in de meest positieve zin van het woord.
Dat het allemaal niet klef en goedkoop wordt, komt door de aangenaam intelligente schrijfstijl van Wolfe. Hij neemt zijn eigen fantasie serieus, maar ook weer niet té. Bij vlagen is hij uitzonderlijk grappig en hij denkt alle onmogelijkheden die hij verzint tot in de consequenties door. De titel van het boek is bijvoorbeeld de radioroepnaam van Joshua, voor gebruik tijdens telepathische gesprekken. Die zijn opgebouwd uit de naam van de persoon (Joshua), diens favoriete zanger (ook Joshua) en diens hobby (Tango). Marcel wordt dan Marcel Elvis Voetbal.
De hartelijke vriendschap tussen Marcel en Joshua en hun komische telepathische gesprekken zijn bovendien geloofwaardig en echt, iets wat in dit soort avonturenboeken meestal niet het geval is.
Het enige dat dit boek minder sterk maakt dan een klassieker als Het oneindige verhaal is dat literaire en emotionele diepgang ontbreekt. Marcel is een door en door welwillend mens, schiet niet door in zijn nieuw verworven talenten en is aan het eind dus uitgebalanceerd, gelukkig en af. Hij had wel íets menselijker mogen zijn.
Wolfe, geboren in Australië maar sinds zijn achtste Nederlander, verdient zijn brood met het geven van trainingen over het verkrijgen van ‘innerlijke rust’ op basis van een meditatiemethode uit de Verenigde Staten. Zijn jeugd en professionele achtergrond verklaren waarom Joshua Joshua Tango hier en daar wel erg op een Amerikaanse kinderkaskraker lijkt, volgens het credo: alles komt goed, als je je dromen maar waarmaakt. Als Wolfe niet zo’n goede schrijver was geweest, was dit boek uitgelopen op een handboek voor bij een meditatiecursus.
Dankzij zijn droge humor en zijn bewuste keuze om niet álles positief af te laten lopen komt het echter niet zo ver. Professor Groen heeft tot zijn teleurstelling geen énkel teken van intelligentie kunnen ontdekken. En dus moet Joshua terug naar Brazilië. Marcel leert dan wel zijn angsten onder ogen te zien en is aan het eind van het verhaal de held van de dag, maar de voetbalcup gaat naar een andere school, zijn moeder komt niet terug uit India en de asielzoeker is weer naar voormalig Joegoslavië. Zo vrolijk is het dus allemaal ook weer niet.
Joshua Joshua Tango is echt een boek dat het verdient het om een van de favorieten van dit jaar te worden. En er moet inderdaad maar gauw een filmversie van komen.
Abonneren op:
Posts (Atom)