maandag 23 april 2012

**** (4) voor Simon van der Geest Spinder

Simon van der Geest (1978) is een auteur om in de gaten te houden: zijn nog kleine oeuvre wordt met elk boek interessanter. Vorig jaar won hij met zijn even stoere als swingende Homerosbewerking Dissus al een Gouden Griffel; in zijn derde kinderboek Spinder laat hij zien dat hij niet alleen mooie zinnen kan maken, maar ook een behoorlijk heftig verhaal vertellen.

Hidde is geen gewone jongen. Hij zit het liefst in de kelder met zijn duizendpoten, slakken, oorwurmen, wandelende takken, bidsprinkhaan Jackie Chan en goudglanskever Tessa. Hij lijkt meer met insecten op te hebben dan met mensen. Behalve Lieke misschien, die van vlinders houdt.

Zijn compromisloosheid geeft hem iets dreigends. Om indruk te maken op Lieke snijdt hij vlindervleugels af en plakt die met lijm op de schouders van levende spinnen. Hoewel dat heel wat wat knapper is dan wat andere jongens met insecten doen, blijft de gedroomde bewondering uit: zijn klasgenoten vinden hem maar raar en noemen hem voortaan Spinder.

Spinder is geen gewoon pestverhaal. Het wantrouwen van de klas voor deze kleine Frankenstein is invoelbaar: hij doet écht een beetje vreemd. Maar als je hem beter leert kennen, móet je haast wel met hem mee gaan voelen. Zijn tweede liefdesverklaring, zelfgekweekte roze vlinders, slaagt wel. Alleen durft Lieke dan allang zijn horrorkelder vol gruwelijke kriebeldieren niet meer in.

Ondertussen heeft Spinder een grotere zorg: zijn geheime ondergrondse dierentuin is in gevaar. Broer Jeppe wil er zijn drumstel in kwijt en schuwt geen enkel middel om zijn broertje weg te jagen. Spinder slaat op onnavolgbare wijze terug: hij zet wespen in en smeert naaktslakkenlijm op de trapleuning. Zo hoopt hij Jeppe in de val te lokken en op andere gedachten te brengen.

Ook de uiterlijke vorm van het boek heeft wel iets van de verraderlijke verleidingstactieken uit de natuur. Van der Geest en zijn illustrator Karst-Janneke Rogaar knipogen openlijk naar populaire jongensdagboeken als Het leven van een loser van Jeff Kinney. Spinder is op het eerste gezicht precies zo’n lollig dagboek vol zelfgemaakte tekeningen en cartoons en vermakelijke lijstjes en leest bijna net zo lekker weg.

Alleen dan met een origineel, volstrekt niet oppervlakkige hoofdpersoon met een volstrekt eigen levensfilosofie, die weet te raken en soms zelfs een beetje buikpijn geeft. ‘Nee, doodgaan is niet eng. Ik denk het niet. Als ik dood ben lig ik onder de grond, tussen de dieren die ik zo goed ken, tussen mijn vrienden. Doodgravertjes, maden, regenwormen en cicaden komen mij opzoeken. Ze komen met hele families. Ze vieren een groot feest, en dat feest ben ik.’

De spanningsboog blijft, ondanks al die reuring, nog iets te wisselvallig. De oorlog om de kelder en om Lieke, die zangeres wordt in de band van Jeppe, blijft niet de hele tijd boeien. En als het lang aangekondigde grote geheim dan eindelijk onthuld wordt en naar de keel begint te grijpen, komt net op tijd moeder thuis om alles op te lossen. Het verhaal heeft soms iets weg van een achtbaan, die veel tijd nodig heeft om op gang te komen en daarna weer erg abrupt tot stilstand komt. Ook die stijlfiguren kunnen soms wat minder gekunsteld: na drie Homerische vergelijkingen tussen mensen en insecten weten we het wel.

Van der Geest heeft daardoor nog niet die verbluffende natuurlijkheid van de grootmeesters van de vorige eeuw, waarmee hij soms zo schaamteloos wordt vergeleken. Maar met Spinder komt hij wel behoorlijk dicht in de buurt.

zaterdag 21 april 2012

Net uit: Steven Herrick Zwartgelakte nagels

Van de Australische schrijver Steven Herrick zijn al een paar boeken in het Nederlands vertaald die opvielen door hun bijzondere vorm en sfeer. In een soort vrije verzen, zonder rijm, roept hij dromerige beelden op van ingeslapen stadjes aan de rand van de wildernis. Zwartgelakte nagels is een wat meer alledaags vormgegeven verhaal over een jonge leraar op weg naar zijn eerste werkgever. Hij krijgt een liftster naast zich met een groot geheim. James en Sophie en de ouders van James vertellen om en om hun verhaal. Young adult van een schrijver die dat al deed voordat iedereen het ging doen.

Net uit: Riggs De bijzondere kinderen van Mevrouw Peregrine

Kleinzoon gaat op zoek naar een weeshuis op een afgelegen eiland, waarin zijn opa tijdens de Tweede Wereldoorlog is opgevangen. Met alle kinderen was iets aan de hand. Eén kon er vliegen, een ander rotsblokken tillen met één hand. Als hij de fantastische zwart-witfoto’s tenminste mag geloven, die zijn opa hem laat zien en ook in het boek zijn afgedrukt. De laatste tijd worden we overspoeld met dit soort op zich interessante bizarre geschiedenissen uit het Angelsaksische taalgebied, waarin historische feiten, familiegeheimen en fantasie worden gemengd. Kwaliteit vertaling is helaas wat minder.

vrijdag 13 april 2012

Net uit: Brian Selznick Het wonderkabinet

Op het door Martin Scorsese verfilmde De uitvinding van Hugo Cabret (2007) was bij verschijning veel aan te merken, maar niet dat het niet indrukwekkend mooi oogde. In dit kolossaal dikke kinderboek grijpt de auteur naar het potlood zodra hij daar zin in heeft en grote delen ogen als een klassieke, stomme film. Daar wil het verhaal dan ook een ode aan zijn. De opvolger Het wonderkabinet is op precies dezelfde manier gemaakt en dit keer is het een ode aan een zoölogisch museum. Het ziet er allemaal prachtig uit. Nu maar hopen dat het niet weer zo’n doorsnee Amerikaans kinderverhaal is.

Net uit: Hans Hangen Hoe angst klinkt

Eindelijk weer eens wat gedichten van Hans Hagen voor adolescenten en misschien zelfs volwassenen. Samen met zijn vrouw Monique verkocht hij verrassend veel van de monumentaal geïllustreerde tedere kinderdichtbundels Jij bent de liefste (2000) en Van mij en van jou (2007) en op eigen titel verwierf hij veel bekendheid met de voor- en zelfleesboeken over Jubelientje. Maar hij heeft ook een spannender en duisterder kant die pubers aan zou moeten spreken. Schaamte, angst en seks maar ook veel humor is te vinden in zijn nieuwe bundel Hoe angst klinkt.

**** (4) Iduna Paalman Hee maisje!

De zucht naar jong talent gaat ook de literatuur niet voorbij. Terwijl de hemelbestormers van Spunk.nl hun tienjarige bestaan alweer vieren, worden zij sinds vorig jaar vergezeld door de bloggers van Abcyourself.nl. Eén van die jonge schrijvers valt op: Iduna Paalman (21). Haar eerste bundel Hee maisje! is net uit en een feest om te lezen.

De schrijvende studenten – winnaars van wedstrijden als Doe maar dicht maar en Write now! – krijgen literaire begeleiding van kinderdichter Edward van de Vendel. Op alfabetische volgorde dromen ze enkele malen per week over liefde en leven; soms lollig, soms diepzinnig, aangevuld met puntige observaties uit het leven van alledag. Vaak gaat het dus over feestjes, pleinen en treinperrons. Wat op zich natuurlijk niet zo vreemd is, maar wel saai.

Paalman, die Duits studeert, doet hetzelfde maar haar stijl is anders. Geen minzame maatschappijkritiek of onnavolgbare filosofietjes bij haar. Haar verhalen lees je met plezier uit, benieuwd naar de volgende zin. Ze observeert zó precies, noteert zó eerlijk en nauwkeurig, dat geen enkel woord toevallig lijkt. Zo hoort het ook in goed kort proza: elke zin kan de laatste zijn.

Waar ze het over heeft doet er dan niet eens toe: haar taal lijkt juist te draaien om wat er niet staat. Het titelverhaal is daardoor bijna beklemmend. De vertelster wordt op weg naar Amsterdam Noord, toch al niet zo’n vrolijke plek, op de veerpont aangesproken door een motorrijder. Zijn openingszin lijkt alles al te zeggen: ‘Hee maisje!’

Plompverloren en zonder enige introductie vraag hij haar of ze met hem meegaat. Nee, probeert de studente zo neutraal mogelijk te zeggen, want zulke mensen moet je niet boos maken. ‘Dan niet’, zegt de motorrijder, ‘fijne avond nog.’ En hij scheurt de veerpont af.

Ook het donkere gesprek met de reiger op haar balkon, is beladen met iets ongrijpbaars. ‘De dood is een interessant thema, vooral als je daar eens goed met een reiger over kunt praten.’ Maar de reiger zegt: ‘hou je waffel’ en vliegt geïrriteerd bij haar vandaan.

Haar observaties zijn soms alleen maar grappig. In de metaalbewerkingsklas van haar Vrije School volstaan twee zinnen: ‘Tik, tik, tik, deden de meisjes op het metaal. Báf, báf, báf, deden de jongens.’ Hilarisch is het verhaaltje ‘Schijt’. Paalman heeft moeite met mannen, maar gelukkig heeft ze een jonger broertje, die al een vriendin heeft en haar belooft om wijze raad op haar kussen te leggen. Dit blijkt te zijn: ‘SCHIJT HEBBEN.’

Maar meestal blijft de humor terloops en toevallig. Verleidelijk natuurlijk, om een soort blunderende cabaretier met gitaar van jezelf te maken, zoals zo veel vrouwelijke leeftijdgenoten doen. Om haar proza mág je grinniken, maar daarna zakt de schrijfster gelukkig altijd weer terug in het aangenaam soort dromerige loomheid dat wel eens haar handelsmerk zou kunnen worden.

Er is stille afstandelijkheid in haar zinnen, die onder de huid kruipt; alsof ze je in je oor fluistert en zich daarbij heel erg inhoudt. Dat is fijn, want iemand die zo dichtbij komt en ook nog gaat zitten schreeuwen, duw je van je af. Paalman praat nauwelijks over de echte emoties, maar doet ze je voelen. Er zit een weemoed in haar zinnen die niet helemaal bij die piepjonge kop met krullen past.

Natuurlijk is ze er met dit geslaagde pennenprobeersel nog niet. De vraag blijft knagen: kwam dit niet te vroeg? Wat als dit alles is? Maar nee. Dat kan bijna niet. Gemakzuchtige meisjes schrijven niet zo. En ze studeren al helemaal geen Duits.

dinsdag 3 april 2012

Sjoerd Kuyper wint Theo Thijssenprijs

Sjoerd Kuyper wint de Theo Thijssenprijs 2012, zo heeft de jury die achter deze P.C. Hooftprijs voor de jeugdliteratuur schuilgaat vandaag bekend gemaakt. Interessante bekroning voor een auteur om wie de laatste jaren nogal wat te doen was. Zo kaartte hij in 2009 in een voor kinderboekenauteurs erg boze lezing aan dat het schrijverschap wel erg moeilijk was geworden door wurgcontracten en het razendsnel verramsjen van nieuwe titels, die zo geen enkele kans kregen. Ik heb wel wat met Kuyper: mijn allereerste bespreking ging over hem. Daarna kregen we het wat moeilijker. Van Het hart en het mes, een soort puberaal vervolg op De rode zwaan en musicalboek De grote avonturen van Kleine Mol begreep ik niet waarom ze in zo'n deplorabele staat waren uitgegeven. De nieuwe Robin, prachtig geïllustreerd door Marije Tolman en kinderdichtbundel Ik blijf altijd bij je, waren weer ijzersterk. Hoe dan ook, wie over het oeuvre van Kuyper praat moet weten dat het hier gaat om een grote verzameling werken van heel verschillend karakter. De bekroning van vandaag zou deze dichter in nood nog blijer moeten maken dan andere auteurs die deze hoogste Nederlandse bekroning ontvingen, want een beter argument voor het snel heruitgeven van de hoogtepunten uit zijn oeuvre is er niet. Behalve natuurlijk die werken zelf.