
dinsdag 31 mei 2011
***** (5) Kuyper O rode papaver boem pats knal!

donderdag 26 mei 2011
Het nut van literatuur volgens Zwigtman
‘Ik heb iets stoms gedaan, ik heb een boek geschreven.’ Met dit citaat van een onbekende debutant opende Floortje Zwigtman (1974) afgelopen woensdag de twaalfde Annie M.G. Schmidt-lezing. Ze vraagt zich daarin openhartig af wat het nut van schrijven is. Ze bouwt haar verhaal op aan de hand van lees- en schijverservaringen van, uiteraard, Annie M.G. Schmidt en James Baldwin en verklaart haar liefde aan de Brontë-zusjes. De lezing wordt, zo meldt organisator Toin Duijx, gepubliceerd in de eerstvolgende Literatuur zonder leeftijd.
dinsdag 24 mei 2011
Net uit: Marjolijn Hof Mijn opa en ik en het varken Oma

maandag 23 mei 2011
Net uit: Jet Boeke Het dubbeldikke voorleesboek van Dikkie Dik

donderdag 19 mei 2011
Net uit: Janneke Schotveld Superjuffie

woensdag 18 mei 2011
Net uit: Loes Riphagen Superheldjes

dinsdag 17 mei 2011
**** (4) Krickelkrackels Het grote kriebel klap kus schud blaas boek

Wrijfboeken, ook voor verantwoorde ouders
Prentenboeken op je telefoon: dat zal wel weer zo’n product worden waar verantwoorde ouders liever niet aan doen. Geheel terecht is dat niet, want er verschijnen hele mooie prentenapps waarin de bewegingen en geluiden iets essentieels toevoegen aan het verhaal. Een interessante ontwikkeling, want digitale fictie wordt immers nooit meer dan een uitgeklede pil: handig meenemen op vakantie en goedkoop. Maar meer ook niet. Bij prentenapps ligt dat duidelijk anders.
Een filmpje met een muziekje is niet genoeg
Beweging kan de app aanzienlijk beter maken dan het origineel. Een aardig voorbeeld is Fiet wil rennen van Bibi Dumon Tak en Noëlle Smit (Querido 2010, verappt in 2011). Als prentenboek ging het om een uitgesproken saai verhaal. Struisvogel Fiet heeft te kampen met tegenwind en ontmoet op elke bladzijde andere dieren die worden weggeblazen. De voorlezer weet het op een gegeven moment wel, veel peuters en kleuters snappen het geintje aan het eind nog steeds niet. De app is door beweging en het liedje een stuk onderhoudender en wél te volgen.
Maar het blijft een filmpje van stilstaande bladzijden van een toch al statisch boek. Een app wordt pas écht interessant als de makers alle digitale mogelijkheden van het apparaat toepassen. Zoals Stefan de Groot die Timo en het toverboek van Rian Visser en Klaas Verplancke (Gottmer, 2004, verappt in 2010) helemaal uit elkaar haalde en vol beweging reconstrueerde. Dit digitale prentenboek geldt als schoolvoorbeeld van hoe het wél moet: je kunt Timo opblazen door in de microfoon te blazen en het ‘boek’ schudden zodat alles door elkaar raakt. De makers geven er al lezingen over.
De papieren app combineert activiteit met intimiteit
Toch blijft het jammer: als je je kinderen laat voorlezen door je digitale leesplankje, hebben ze jou niet meer nodig. Bestaan er straks nog vaders en moeders die elke avond schaamte en vermoeidheid overwinnen, hun keel raspen en al hun liefde stoppen in een mooi voorgedragen tekst? Een ouderwets prentenboek is net als eten dat je zelf hebt gekookt: elke keer weer net een beetje anders. Dat maakt geen computer ooit goed.
En omdat er niets mis is met dit soort verantwoord ouderschap, is het is leuk om te melden dat er al een verfrissende tegentrend is: het interactieve boek zonder batterijen. Eerder dit jaar verscheen het zeer vermakelijke Het boek (Standaard Uitgeverij, *****) die met niet meer dan drie gekleurde stippen, een gele, een blauwe en een rode, een verassend boek heeft gemaakt dat maar niet stil schijnt te kunnen blijven liggen.
Op de eerste bladzijde moet de lezer op een stip duwen. Op de tweede bladzijde zijn het er twee. Daarna veranderen de kleuren door erop te tikken en schudden en blazen we de stippen door het boek. Aan het einde applaudisseren we de stippen op tot enorme ballonnen en we eindigen weer met één gele stip zoals in het begin. Ook al is het als die slechte goochelaar die zegt dat je voor zijn volgende truceven je ogen moet dichtdoen: dit werkt dus echt.
Samen zingen maakt het leuk voor de kleinsten
Het nieuwste voorbeeld is Het grote kriebel klap kus schud blaas boek van het Duitse illustratorencollectief de Krickelkrackels. Zij hebben, net als Tullet, al een aantal doeboeken op hun naam maar dit is de eerste die in het Nederlands verschijnt. Waar Het boek het moet hebben van eenvoudige elementen en variaties, is Het grote kriebel klap kus schud blaas boek juist een drukte van jewelste.
Dat maakt het resultaat artistiek wat minder sterk, maar de pret is er niet minder om. Bijkomend voordeel van dit boek is dat ook jongere broertjes en zusjes het snappen en aan het spel kunnen meedoen. We kussen een kikker die in een prins verandert, zingen een monsterlied, helpen diverse personages door een doolhof en laten een Gerrit Grotemond eten door het boek open en dicht te doen. Papieren boeken te statisch? Voorlezen slaapverwekkend? Een app de enige uitweg? Dat was al niet waar, maar dankzij deze boeken zal niemand het ooit nog durven beweren.
maandag 16 mei 2011
Net uit: Veldkamp en De Boer Agent en boef en de boefagent

donderdag 12 mei 2011
**** (4) Linda Groeneveld Een pannenkoek voor de koningin

Net uit: Linda Groeneveld Een olifant op de thee

woensdag 11 mei 2011
Het leven van een loser jeugdboek van het jaar bij Selexyz

Labels:
humor,
jongensboek,
kinderboek,
makkelijk lezen,
schoolverhaal
maandag 9 mei 2011
*** (3) Timothée de Fombelle: Vango
Receptromantiek voor onverzadigbare lezeressen
Wie wil er nu niet met de Graf Zeppelin in een vliegend restaurant naar Brazilië zweven? Over de daken van Parijs naar de Jardin du Luxembourg vluchten? Met een bloedmooie 16-jarige miljonairsdochter door Europa racen in een 12-cilinder Napier Railton? Of in hotellobby’s worden opgewacht door een spion achter een krant?
Timothée de Fombelle (1973) roept in zijn nieuwste jeugdroman Vango, tussen hemel en aarde de wereld op van detectives uit het midden van de vorige eeuw. De jonge helden beleven hun Europese avonturen precies zoals de Schaduw van Havank, commissaris Maigret van Simenon en de jonge James Bond van Fleming: tegen de even bruisende als dreigende achtergrond van de crisisjaren en de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog, toen het telegram nog zo gewoon was als tegenwoordig een sms-je en de stoomtrein nog een snel en sjiek vervoermiddel.
Personages opnieuw ondergeschikt aan moralisme
Maar dat is dan ook meteen al het goeds dat te melden is over Vango. Want verder weet je 380 bladzijden weet je nog steeds niets van de diepere beweegredenen van de hoofdpersoon, die vloeiend Frans, Russisch, Engels, Duits, Italiaans en Siciliaans spreekt, een opleiding tot priester volgt, als een hagedis tegen gebouwen opklimt, kookt als een chef-kok en zonder duidelijke bron van inkomsten toch het ene moment in Londen opduikt en het andere onder de rook van de Stromboli op het Eolische eiland Salina. Net waar De Fombelle hem nodig heeft.
Dit willekeurige geschuif met personages is het grote euvel van De Fombelle. Hij liet het ook al zien in zijn goed verkochte debuut Tobie Lolness (Querido, 2007, Zilveren Griffel) over millimetergrote boommensjes die in de bast van een eik wonen. Zijn beschrijving van een verborgen wereld is meeslepen, maar daarna komt een moralistisch en knullig verhaaltje over projectontwikkelaars die de boom onleefbaar maken.
Holderdebolder verhaallijn
In zijn derde jeugdroman Vango blijken De Fombelles compositie en karaktertekening verbeterd, maar nog lang niet voldoende om te overtuigen. Zijn nazifascinatie – ook al weinig subtiel aanwezig in Tobie Lolness – voert onveranderd de boventoon. De lezer wordt met voorspelbare vertellerstrucs en moeizaam gewrochte oneliners gedwongen om de helden aardig en de slechteriken, de helpers van Adolf Hitler en Josef Stalin dit keer, gemeen te vinden. Alle oorlogen zijn de schuld van gewetenloze wapenenhandelaren en alleen internationale vriendschap kan ons nog redden, is de mierzoete boodschap.
De holderdebolder verhaallijn – driejarige jongen spoelt met kindermeisje aan op Eolisch eiland en ontdekt gaandeweg dat de halve wereld achter hem aan zit – is één langgerekte slapstick, waarvan je de struikelpartijen en persoonsverwisselingen over elkaar heen buitelen en voor het begrip van de situatie essentiële informatie zo lang mogelijk wordt uitgesteld. Ja, zo komen die vuistdikke delen er wel. Vango is, uiteraard, pas het eerste deel van een reeks.
Een verteller met afgekeken maniertjes
De Fombelle is een verteller met afgekeken maniertjes. Zoals tegenwoordig in de seri
eliteratuur mode is, introduceert een in krullerige zinnen sprekende alwetende verteller het ene na het andere personage met zijn of haar complete verleden en een knipoog naar de toekomst. Bij elke nieuwe naam weet je dus hoe laat het is: daar komt weer een levensgeschiedenisje van enkele bladzijden dat voor het hoofdverhaal bijzonder irrelevant zal blijken. Het resultaat is een barokke revue: bij vlagen amusant, maar de grof geschetste emoties treffen geen doel.
Zelfs die kleurrijke sfeer, opgeroepen door vlijtig verzamelde natuurdetails (bougainville, aardbeiboom, bloeiende wilde venkel) gaat uiteindelijk irriteren. Jongleur De Fombelle babbelt vlot maar houdt niet meer dan één bal omhoog. Zijn nieuwste roman Vango is receptromantiek. Ongetwijfeld bevredigend voor onverzadigbare lezeressen – zakdoeken in de aanslag! - maar zeker geen hoogstaande jeugdliteratuur.
zondag 8 mei 2011
Kitty Crowther En? wint Leespluim

*** (3) voor Pieter Feller Grimmie

Door een gat in de bladzijde je favoriete sprookje in
Waarom schrijft er niemand meer een goed avonturenboek voor kinderen tussen de acht en tien jaar? Als het sprookje de koningin is van de kinderliteratuur, dan is het avonturenboek de koning. Toch waagt geen auteur van naam zich er nog aan. En ondertussen grazen mindere goden het genre helemaal kaal, zodat de hedendaagse lezer bijna gaat geloven dat het niet beter kán.
Voor degelijk avontuur zijn kinderen hoofdzakelijk aangewezen op buitenlandse auteurs, zoals de Australische schrijver Odo Hirsch (1962), waarvan De glittergrot (Gottmer, € 12,95, vanaf 9 jaar, ***) onlangs prima in het Nederlands werd vertaald. Darius Bell, een telg van een familie die al generaties gratis op een landgoed woont, dreigt zijn mooie huis te verliezen en komt in actie. Onderhoudend, meeslepend en humoristisch maar nergens overweldigend en wat stijl en opzet betreft oubollig: Enid Blyton zou dit verhaal bijna precies zo hebben verteld.
Of ze grijpen naar het snel groeiende oeuvre van de nieuwe Nederlandse griezelschrijver Reggie Naus (1973). Van hem verscheen kort geleden De piraten van hiernaast (Ploegsma, € 13,50, vanaf 8 jaar, ***). Michiel verveelt zich in de zomervakantie te pletter. Gelukkig krijgt hij nieuwe buren: een familie piraten met een waakhaai, die in de slotgracht rond hun piratenhuis zwemt. Ze zijn in een nette buurt gaan wonen zodat hun zoon naar school kan.
De aangenaam jongensachtige Naus overstijgt het niveau van veel van zijn reeksen schrijvende collega’s met net een beetje meer humor en originaliteit en zou wat succes betreft nog wel eens de nieuwe Paul van Loon kunnen blijken. Alleen heeft die laatste heeft echt een aanmerkelijk betere en meer tegen de tijd bestendige pen. Een verhaal met een haai hoeft niet zo bloedeloos geschreven hoeven te zijn als Naus het doet.
Slechts heel af en toe verschijnt er iets dat aangenaam weet te verrassen, zoals enkele maanden geleden het nauwelijks opgemerkte Grimmie van Pieter Feller (1952). Grimmie is een genetisch gemanipuleerde rat, die gaten in bladzijden knaagt en op die manier kinderen naar sprookjesland kan ontvoeren. Hij doet dit bij voorkeur met kinderen die zich vervelen; die ruikt hij van grote afstand.
Het resultaat is drie spontane kolderverhalen die ter plekke verzonnen lijken. Juliette wil graag een nacht op twintig matrassen slapen zoals de prinses op de erwt. Lucas heeft het sprookje van de kikkerprins nooit begrepen: hoe kan een prinsesje een massief gouden bal omhoog gooien? En Kevin en Sharona zijn benieuwd naar het verhaal van Hans en Grietje. Hun versie van het verhaal is bijna nog spannender dan het origineel eindigt met Grimmie nog net niet aan het spit.
Helaas voor Feller is een goed idee pas het begin van een boek. Maar zijn uitgever zag dat anders. Aan passages als de volgende had nog het nodige moeten gebeuren: ‘We kennen alleen Sneeuwwitje en daar vond ik niets aan’, zegt Kevin. ‘Die ging trouwens dood.’ ‘Nee man,’ zegt Sharona, ‘ze was bewusteloos. Ze had drugs gebruikt of zo. Een prins kuste haar wakker.’ ‘Jakkes,’ zegt Kevin met een vies gezicht. Het proza in dit boek is heus wel eens geestig, maar meestal zo sleets als een te vaak gebruikte bank.
Feller zal wel zo’n vader zijn die ’s avonds rond bedtijd verhalen verzon voor zijn zoons. Zulke verhalen mogen best opgeschreven worden, maar hebben daarna nog een kritische tweede lezer nodig. Ook over de fantasieloze vormgeving, met een veel te kleine letter op een veel te volle pagina, is niet langer dan een minuut nagedacht. Zelfs de levendige, tegendraadse illustraties van opkomende illustrator Loes Riphagen redden daar niets meer aan.
Nee, wie vandaag in de winkel een goed avonturenboek zoekt, vindt vooral veel artistieke armoe. Wat zou fijn zijn als schrijvers en uitgevers eindelijk weer eens écht in dit genre gingen investeren. De huidige generatie achtjarigen komt te kort.
Abonneren op:
Posts (Atom)