vrijdag 31 december 2010

De beste boeken van het begin van deze eeuw

Van alle recensies die ik vanaf september 2000 tot het einde van 2010 schreef, vond ik dit de beste boeken. Onderverdeeld in vijf categorieën (kleuters, onderbouw en bovenbouw basisschool en idem middelbare school) vind je hier de boeken die het eerste decennium van deze eeuw de moeite waard maakten. En die een langer leven verdienen.

Kleuters

Winnaar
Charlotte Dematons Ga je mee (Lemniscaat, 2000)

Winnaars buitenland
Piet Grobler Eén slokje, kikker (Lemniscaat, 2002, L.M. Niskos)
Kitty Crowther In het pikkedonker (Querido, 2002, Jacques Dohmen)

Beste series
Rotraut Susanne Berner De seizoenen (Lannoo)
Thé Tjong-Khing Waar is de taart (Querido)
Sylvia Vanden Heede Vos en Haas (Lannoo)
Lauren Child Charlie en Lola(Van Goor, vertaald door Rindert Kromhout)

Eervolle vermeldingen Nederland
Syvlia van Ommen De verrassing (Lemniscaat, 2003)
Charlotte Dematons Sinterklaas (Lemniscaat, 2007)
Thé Tjong-Khing: Waar is de taart (Lannoo, 2004)
Tjibbe Veldkamp en Philip Hopman Het schoolreisje (Lemniscaat, 2001)
Tjibbe Veldkamp en Kees de Boer Tim op de tegels (Van Goor, 2004)
Mathilde Stein en Mies van Hout Bang Mannetje (Lemniscaat, 2005)
Imme Dros en Harrie Geelen Bijna jarig (Querido, 2005)
Tjibbe Veldkamp en Kees de Boer Kleine Aap’s Grote Plascircus (Lannoo, 2006)
Joke van Leeuwen Heb je mijn zusje gezien? (Querido, 2007)
Loes Riphagen Huisbeestenboel

Eervolle vermeldingen buitenland
Joëlle Jolivet Beestenboek (De Harmonie, 2003, Pieter van Oudheusden)
Joëlle Jolivet 365 pinguïns (Gottmer, 2007, J.H. Gever)
Joëlle Jolivet 10 kleine pinguïns (Gottmer, 2010, Bette Westera)
Lauren Child Dat lust ik niet (Van Goor, 2000, Rindert Kromhout)
Lauren Child Maar dat is míjn boek (Van Goor, 2006, Rindert Kromhout)
Michelle Knudsen en Keven Hawkes Niet brullen in de bieb! (Gottmer, 2007, J.H. Gever)
Philip Waechter Emma in het spookhuis (Querido, 2007, Jaqcues Dohmen)
Marion Bataille ABC3D (Querido, 2008)

Onderbouw basisschool

Winnaar
Geen

Winnaar buitenland
Geen

Eervolle vermeldingen Nederland
Koos Meinderts en Annette Fienieg De vuurtoren(Lemniscaat, 2007)
Hans en Monique Hagen Van mij en van jou (Querido, 2007)
Thijs Goverde De wraak van de meesterdief (Holland, 2006)
Linda Groeneveld Een pannenkoek voor de koningin (Nieuw Amsterdam, 2007)
Hanna Kraan Krik (Lemniscaat, 2005)
Edward van de Vendel Dom konijn (Querido, 2000)

Eervolle vermeldingen buitenland
Kate DiCamillo Despereaux of het verhaal van een muis, een prinses, een schoteltje soep en een klosje garen (Querido, 2005, Martha Heesen)
Maria Parr De wonderbaarlijke lotgevallen van Olle en Lena (Lannoo, 2007, Bernadette Custers)
De gebroeders Grimm en Charlotte Dematons Grimm (Lemniscaat, 2005, Ria van Hengel)
Wegenast Hanna en ik (Lemniscaat, 2009, Merel de Vink)

Bovenbouw basisschool

Winnaar Nederland
Geen

Winnaar buitenland
Geen

Eervolle vermeldingen Nederland
Kuijer Polleke (Querido, vanaf 1999)
Bibi Dumon Tak Het koeienboek (Querido, 2002)
Bibi Dumon Tak Laika tussen de sterren (CPNB, 2006)
Jan Paul Schutten Aan tafel! (CPNB, 2009)
Bas van Lier De wereld in het donker (Ploegsma, 2000)
Daan Remmerts de Vries De Noordenwindheks (Querido,
Harm de Jonge Tjibbe Tjabbes’ wereldreis (Van Goor, 2008)
Harm de Jonge De gouden golf (ILCO, 2000)
Truus Matti Vertrektijd (Lemniscaat, 2007)
Ted van Lieshout Twee ons liefde (Leopold, 2008)
Ted van Lieshout Hou van mij (Leopold, 2009)

Eervolle vermelding buitenland
Richard Farr Keizers van het ijs (De Fontein, 2009, Jeske Nelissen)

Onderbouw middelbare school

Winnaar
Marco Kunst: Gewist (Querido, 2004)

Winnaar buitenland
Louis Sachar Gaten (Lemniscaat, 2000, Marja Waterman)

Eervolle vermeldingen Nederland
Marco Kunst Isa’s Droom (Querido, 2008)
Lieneke Dijkzeul Aan de bal (Lemniscaat, 2004)
Bibi Dumon Tak Latino King (Querido, 2010)
Tonke Dragt Dichtbij ver van hier (Leopold, 2009)
Bas Haring Kaas en de evolutietheorie (Houtekiet, 2001)
Marieken Jongman Kiek (Lemniscaat, 2009)
Agave Kruijssen Vrije val (De Fontein, 2005)
Agave Kruijssen Walewijn (De Fontein, 2005)
Tjibbe Veldkamp Tiffany Dop (Lemniscaat, 2009)
Edward van de Vendel De Gelukvinder (Querido, 2008)
Dirk Weber Hij of ik (Querido, 2010)
Tanneke Wigersma Spiegelmeisje (Querido, 2009)
Lydia Rood Kus (Kidsbibliotheek, 2005)

Eervolle vermeldingen buitenland
Mikael Engström Dief van de duivel (Van Goor, 2006, Bernadette Custers)
Mikael Engström Tobbe (Van Goor, 2004, Bernadette Custers)
Beate Teresa Hanika Achter de stilte (Lemniscaat, 2010, Merel de Vink)
Carl Hiaasen Uil (Lemniscaat, 2003, Aleid van Eekelen-Benders)
Louise Rennison Tijgers, tanga’s en tongzoenen. Bekentenissen van Georgia Nicholson (Gottmer, 2002, Esther Ottens)
Shaun Tan Verhalen uit een verre voorstad (Querido, 2010, Eva Gerlach)

Bovenbouw middelbare school (tot 16)

Winnaar
Floortje Zwigtman Schijnbewegingen (De Fontein, 2005)

Winnaar buitenland
Mark Haddon Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht (De Fontein, 2003, Harry Pallemans)

Eervolle vermeldingen Nederland
Zwigtman Wolfsroedel (De Fontein, 2002)
Els Beerten Allemaal willen we de hemel (Querido, 2008)
Jesse Goossens It’s a wonderful life (Lemniscaat, 2008)
Hans van Straaten Wonderland (Vassallucci, 2003)
Tjibbe Veldkamp De Lachaanval (Van Goor, 2002)
Edward van de Vendel Chatbox (Querido, 2006)
Derk Visser Patatje Oorlog (Nieuw Amsterdam, 2007)
Derk Visser Landjepik ( Nieuw Amsterdam, 2009)
Bené Alfonso Medicijnmeester (Lemniscaat, 2006)

Eervolle vermeldingen buitenland
Kevin Brooks Lucas (De Harmonie, 2004, Wiebe Buddingh')
Anne-Laure Bondoux De tranen van de moordenaar (Gottmer, 2005, Pieter Meeuse)
John Green Het Grote Misschien (Lemniscaat, 2006, Aleid van Eekelen-Benders)
John Green Paper towns (Lemniscaat, 2009, Aleid van Eekelen-Benders)
Christophe Honoré De kwestie Leo (Querido, 2001, Karlijn Stoffels)
Meg Rosoff Hoe ik nu leef (Pimento, 2005, Jenny de Jonge)
Steinhöfel Het midden van de wereld (Lemniscaat, 2005, Tjalling Bos)
Janne Teller Niets (Clavis, 2010, Maaike Lahaise)

Bijzonderste boek 2000 – 2010
Walter Moers: De 13 1/2 levens van kap’tein blauwbeer (Bert Bakker, 2002, Frans Hille)

vrijdag 24 december 2010

Lezersvraag: het ultieme kerstvakantieboek?

Beste lezer! Over één week is het kerstavond. Buiten sneeuwt het. En iedereen is ziek aan het worden. De omstandigheden voor lekker lezen in bed zijn zelden zo goed. Daarom deze lezersvraag: wat is het ultieme kersboek? Randvoorwaarden: a. het moet een kinder- of jeugdboek zijn, b. het moet in het Nederlands verkrijgbaar zijn en c. het moet verkrijgbaar zijn in bibliotheek of boekhandel, d. geen bundels verhalen of puzzels die door uitgevers op de markt worden gekwakt in deze dagen maar een écht boek, e. hoeft niet per se sneeuw te bevatten. Graag jouw tranentrekkende betoog hieronder of op Facebook. Bedankt!

*** Maria Parr Tonje en de geheime brief

Vandaag in de kerstspecial van de Boekenbijlage van de Volkskrant: mijn bespreking van Tonje en de geheime brief. Ik vind dat deze schrijfster zeer terecht is bejubeld om haar debuut, maar in haar tweede boek behoorlijk teleurstelt. Ik zie het stuk maar niet online komen op de Volkskrant dus daarom publiceer ik het nu hier. Hoop later nog een gewone link te plaatsen.

Feel-good kerstvakantieboek komt niet van de grond

De jonge Noorse schrijfster Maria Parr (1981) debuteerde vijf jaar geleden indrukwekkend met het tegendraadse en gevoelige De avonturen van Olle en Lena, spelend op het Noorse platteland. De knappe Nederlandse vertaling kreeg zeer terecht een Zilveren Griffel. In eigen land werd het boek ook bekroond. Kranten omschreven haar jubelend als de nieuwe, Noorse Astrid Lindgren. Haar nieuwe kinderboek maakt die hoge verwachtingen echter niet waar.

Tonje en de geheime brief begint als een heerlijk, sneeuwrijk kerstvakantieverhaal over een dondersteen met Pippipotentie. Tonje is het enige kind in het Glimmerdal en zet daar de boel regelmatig op stelten, samen met haar peetvader, de oude knorrige Gunnvald. Iedereen in het dal is gek op haar, behalve Klaus Hagen, de nieuwe eigenaar van de stiltecamping midden in het dal die de rol van slechterik met verve speelt.

Parr schrijft de eerste hoofdstukken niet onverdienstelijk op, in een gedragen, hier en daar wat negentiende-eeuws aandoende stijl met aanstekelijke natuurbeschrijving en een soms best vermakelijke alwetende verteller die zich overal mee bemoeit. Het heeft daardoor inderdaad wel iets van haar grote voorbeeld weg.

Maar Astrid Lindgren is niet zomaar een schrijfster van klassiekers geworden. Zij voelde, net als alle grote kinderboekenauteurs uit haar generatie, feillos aan wat aan een goed kinderboek nooit mag ontbreken: een soeplepel lach, een soeplepel traan en twee soeplepels actie. En dat zijn nu net de elementen die Parr in Tonje en de geheime brief maar niet weet te doseren.

Waar in de boeken van Lindgren het avontuur op de tweede bladzijde al in volle gang is, komt Tonje en de geheime brief hortend en stotend op gang en lijkt de eerste helft van het boek helemaal nergens heen te gaan. Tonje test een slee, zingt keihard liedjes bij de stiltecamping en haalt tabak voor Gunnvald. Die struikelt over de koffiepot, breekt zijn been en denkt meteen dat hij doodgaat. Daarom schrijft hij een familielid dat door bijna iedereen in het Glimmerdal vergeten is. Terwijl hij in het ziekenhuis ligt leest Tonje Heidi, die andere kinderboekenklassieker waar Parr kennelijk erg van houdt. Waarom is niet duidelijk, maar de lezers krijgen een vrij volledige samenvatting van dat boek.

Tussendoor maakt Tonje zich de hele tijd druk om dingen die maar niet echt indruk willen maken. Ze is boos op Klaus Hagen, ontroerd door het vioolspel van Gunnvald en verontwaardigd over een jongetje dat zomaar met haar vecht. Parr schrijft al die gevoelens op in een steeds meer geëxalteerde stijl, met zinnen als: “‘Takkenwijf dat je er bent!’, brult Tonje zo hard dat het gebulder van de rivier erbij verbleekt tot een fluisterspelletje.”

Het lijkt wel alsof ze met heftige woorden een spanning op wil bouwen die er in verhaal niet is. De tekst kakelt steeds harder, in alle toonaarden die schrijfster ter beschikking staan, vol botsende metaforen, uit de bocht vliegende hyperbolen en vertragende observaties waar je als lezer niet veel wijzer van wordt; ze helpen het verhaal geen meter verder en maken de personages geen centimeter minder oppervlakkig.

Bijna onvoorstelbaar dat dit dezelfde schrijfster is als van die knappe, sprankelende zinnen in De avonturen van Olle en Lena (2007). Maar het is iets dat helaas wel vaker gebeurt met succesvolle debutanten. Ze hebben in alle rust aan hun debuut kunnen schaven, maar die rust niet hebben gekregen of genomen voor het vervolg.

Een paar maanden kritiekloos buffelen achter de laptop: daar krijg je van dat oeverloze schrijfcursusgeleuter van. In dit boek is een volwassene aan het woord en geen echt, levend kind. Wie niet al te veeleisend is kan er een sympathiek feel-goodboek voor de kerstdagen in zien, maar meer ook niet.

zondag 12 december 2010

*** Gerda De Preter: Op de rug van de duivel

Afgelopen zaterdag besprak ik in de boekenkatern van De Volkskrant de grimmige jeugdroman van Gerda De Preter: Op de rug van de duivel, over de middelbare scholieren Lars, Maan en Birdie die in hun vrije tijd voor de lol op rijdende treinen springen. Het verhaal over de ontsporende vriend- en vijandschappen is indringend, maar wordt verstoord door razend irritant geciteer uit films en boeken. Ik gaf er drie sterren aan. Zodra de recensie is gepubliceerd op internet, maak ik hier een link.

vrijdag 10 december 2010

VIII. Aandacht in de kranten bleef stabiel

Plek voor kinderboeken in de kranten is stabiel gebleven, ondanks grote zorgen aan het einde van de vorige eeuw. Kranten gingen gewoon door met bespreken en aandacht besteden aan belangrijke evementen en gebeurtenissen. Eigenlijk veranderde er niets: er was niet heel veel plek, er is nog steeds niet heel veel plek. Maar het ís er. Er wordt ook niet meer eenzijdig geklaagd over het aantal centimeters en daarmee is de kinderboekenrecensent van haar klagerige imago af. Dat heeft ook iets te maken met de toegenomen journalistieke professionaliteit van recensenten. Het is niet meer gek dat ze een journalistieke opleiding genoten hebben en ook ander journalistiek werk doen. Dat is te merken aan de stijl en inhoud van de recensies. Eigen kinderen - of die van de buren - erbij halen om een punt te maken is een faux pas geworden en preken voor eigen parochie komt niet zo veel meer voor. Op internet kwam er aandacht voor kinderboeken bij, maar de kwaliteit en functie ervan is heel wisselend. De krantenrecensenten zouden meer kunnen doen op internet en hun oeuvres zouden veel beter vindbaar moeten zijn. Dat geldt ook voor de consument. Nu is de mening van ouders en kinderen zelf - die ik graag op regelmatige basis zou zien - versplinterd en nauwelijks te vinden. Het wachten is op een soort Iens of Rotten Tomatoes voor kinderboeken, dat een gezond tegenwicht kan bieden aan intellectuele deskundigdoenerij in de kranten.

Terug naar het overzicht. Illustratie: de makers van het plaatje vind je in het plaatje.

woensdag 8 december 2010

VII. Fladdergeneratie kan niet kiezen

Het is niet per definitie een slechte zaak en het sluit aan op de tijdgeest: in de ‘jonge’ generatie schrijvers - dertigers en veertigers – lijkt genrehoppen het genre te zijn. Tjibbe Veldkamp, Tanneke Wigersma, Daan Remmerts de Vries, Edward van de Vendel en ook nieuwkomers waarvan we nog niet weten of het blijvertjes zijn zoals Mariken Jongman, Dirk Weber en Simon van der Geest weten niet wat ze willen of willen niet wat ze weten. Bij sommige auteurs is het gefladder wel charmant. Ze proberen dan weer eens dit, dan weer eens dat en het resultaat is bijna altijd aardig en interessant. Bij andere auteurs blijven pijnlijke kwaliteitsverschillen bestaan. Is het een gebrekkig zelfinzicht, een te grote dwang om veel en vaak het geluk ergens anders te proberen of de tijdgeest? In een programma over drugs hoorde ik de huidige generatie gebruikers een cocktailgeneratie noemen: ze gebruiken alles door elkaar. Zelf word ik vooralsnog niet high van het gefladder. Schoenmaker blijf bij je leest zou een tegeltje moeten zijn dat het Fonds voor de Letteren gratis aan schrijvers verstrekt.

Terug naar het overzicht. Illustratie: Peter Hannan.

Promovenda: lezers doen het beter

Orthopedagoge Suzanne de Mol promoveert binnenkort op een onderzoek naar het maatschappelijk succes van lezende kinderen. Ik weet nooit zo goed wat je aan dit soort onderzoeken hébt, want a. we wisten dit natuurlijk allang en b. de uitkomst zegt vaak iets over het samengaan van feiten, niet over causale verbanden. Nogal wiedes dat lezende kinderen het later beter doen: ze komen 'gewoon' uit betere nesten. En het is ook maar net wat je 'beter' noemt. Je zou ook kunnen mopperen dat lezers van die brave rakkers zijn. Als je nu van lezen houdt, zul je straks van school houden en als je groot bent van werk. Nóg zorgwekkender: dit soort onderzoek leidt dan weer tot pleidooien waarin kinderen leren lezen een hoger doel heeft, namelijk nette burgers van ze maken. Lezen we om nette burgers te worden of zijn? Ik niet, in elk geval.

dinsdag 7 december 2010

De Gelukkige Lezer zoekt gelukkige leraren

De sessie van De Papieren Man (Dirk Leyman) en Pjotr van Lenteren (De Gelukkige Lezer) bij de Bulkboek Passionate Dag van het Literatuuronderwijs vonden we zelf zeer geslaagd. Wat kan bloggen bijdragen aan het literatuuronderwijs? Ik vind dat bloggen niet meer is dan een nieuw medium voor een oud verhaal. Als je niet gelooft in lezen, dan heeft geen enkel medium zin. Jongeren gaan echt niet lezen omdat je erover blogt. Of twittert. Of pingt. Maar we kwamen wel op een idee: een enigszins digitaal onderlegde docent zou elke literatuurles kunnen beginnen met een mooie iGoogle of Netvibes-pagina op zijn Digibord en nieuws en actuele discussies over literatuur kunnen laten zien en bespreken. Uiteraard met goede cijfers, pluimen en plusjes voor leerlingen die er RSS-feeds, blogs en sites aan toe weten te voegen. Dan is internet een ondersteuning van je onderwijs. Maar de basis blijft: er moeten goede boeken zijn. Een deelnemer aan de sessie bracht mij een link naar dit artikel van Jeroen Clemens, leraar Nederlands in Almere die zijn leerlingen laat bloggen over de literatuur die ze lezen. Met die Jeroen Clemens wil De Gelukkige Lezer wel eens in contact komen.

zaterdag 4 december 2010

De Gelukkige Lezer op Facebook

Op advies van Dirk Leyman van de literaire blog De papieren man ben ik ook een facebookaccount begonnnen onder, uiteraard, de naam De Gelukkige Lezer. Stuur een vriendschapsverzoek als je op de hoogte wilt blijven van De Gelukkige Lezer of wilt meedoen aan een debat.

donderdag 2 december 2010

Geef een leraar een tip

Deze tekst staat vandaag op groot scherm tijdens de Dag van het Literatuuronderwijs, waar ik kom praten over literaire weblogs. Jij nog een tip, vraag of idee voor het literatuuronderwijs? Of wil je vertellen wat volgens jou het beste boek van het jaar is? Laat nu van je horen!

De beste boeken van 2010

1. Janne Teller: Niets
2. Beate Teresa Hanika: Achter de stilte
3. Floortje Zwigtman: Spiegeljongen
4. Dirk Weber: Hij of ik
5. Marvin Halleraker: Hoog boven de huizen
6. Rindert Kromhout: Soldaten huilen niet
7. Michael Thomas Ford: Suïcide Notes
8. Anna Kemp en Sara Ogilvie: Honden doen niet aan ballet
9. Agave Kruijssen: Afscheid van Arthur
10. Han van der Vegt: Het rode ei

zaterdag 20 november 2010

VI. Volwassenen lezen kinderboeken

De alweer op zijn retour zijnde term ’crossover’ probeerde er cachet aan te geven, maar in normaal Nederlands komt de trend hier op neer: volwassenen kopen steeds meer kinderboeken voor zichzelf. En zijn daarmee een lastig te duiden rol gaan spelen in de cijfers. In het Nederlandse taalgebied verschenen van de Potterboeken hogere oplages dan er kinderen waren in de bedoelde leeftijdsgroep. Ook het succes van de Grijze Jager-serie lijkt deels van volwassenen te komen, wat te merken is op drukbezochte lezingen in boekhandels. Studentes Nederlands van negentien die zwelgen in de seksloze Twilight-boeken, zijn ook niet met goed fatsoen kinderen meer te noemen. Ook al willen ze zich kennelijk nog een tijdje als zodanig gedragen. Hoewel sommige vakgenoten dit duiden als een bewijs dat de kwaliteit van jeugdboeken toeneemt, lijkt het eerder een bewijs dat de belangstelling voor literatuur voor volwassenen afneemt.

Terug naar het overzicht. Illustratie: Jennifer Young.

Lezersvraag: wat is dan de volgende stap?

Stefan Bosmans trok een vergelijking tussen Edward van de Vendel en Geronimo Stilton en riep daarmee onbedoeld op zijn Facebookpagina een felle discussie op over opstapliteratuur. Dat Stilton stuitend oppervlakkig is, daar zijn de kinderboekenliefhebbers het wel over eens. Maar houden zijn boeken kinderen nu van verder lezen af, of helpen ze ze nu juist aan het lezen? Aangezien we het verloop van dit soort discussies zo langzamerhand wel kennen, zou ik het graag eens over iets anders willen hebben. Stel nou dat bij een bepaalde moeilijk te bereiken doelgroep een titel van Geronimo Stilton het eerste boek is, wat is dan het tweede? Weer een boek van Stilton, heel gevat. Maar daarna?

Eindelijk weten we wat jongerenliteratuur is

Zo, de jury, die zichzelf "ijverig en deskundig" noemt, is er uit. Jongerenliteratuur is een genre dat zich richt op
"[...] een levensfase die zo ongeveer aanvangt bij 15 jaar, meer in het bijzonder bij de bovenbouw van het voortgezet onderwijs, maar waarvan het einde moeilijker exact is vast te stellen. Het gaat om hen die zich tussen jeugd en volwassenheid in bevinden, die bezig zijn met het ontwikkelen van een eigen identiteit. Vanzelfsprekend lezen zij het liefst over thema’s die aansluiten bij hun levensfase: over seks, drugs, rock ’n roll, over romantiek en zielenstrijd, over keuzes die moeten worden gemaakt en moraliteit die moet worden gezocht, over de strijd tegen de hypocrisie van de volwassenwereld en hoe ze daar grenzen kunnen verleggen. De thematiek weerspiegelt zich soms in de plotgebeurtenissen, soms in de handelingen van de vaak jonge hoofdpersonages en soms in de stijl en toon, die moeten verleiden en prikkelen door beeld, humor, eigentijdsheid en oorspronkelijkheid."
Kortom: jongerenliteratuur, dat is seks, drugs en rock 'n roll. Dank u wel, jury van de Grote Jongerenliteratuur Prijs.

**** (4) Agave Kruijssen: Afscheid van Arthur

Vorige week besprak ik in de Volkskrant het nieuwe boek van Agave Kruijssen: Afscheid van Arthur. Ik constateer dat ze zich enigszins heeft vertild aan de thematiek van het boek, dat zou moeten gaan over de aftakeling van de koning voor eens en voor altijd. Die aftakeling krijgt Kruijssen niet voldoende overtuigend op papier. Maar dat minpunt wordt ruimschoots gecompenseerd door de met smaak opgediste ridderavonturen. Daarbij put Kruijssen uit haar grote kennis van de Middelnederlandse ridderromans en ze weet de sfeer van die verhalen goed te treffen. Mijn recensie kun je hier lezen. Net als de rest van de boeken van Kruijssen is Afscheid van Arthur zeer geschikt om, in de onderbouw van de middelbare school, verslingerd te raken aan middeleeuwse literatuur.

vrijdag 12 november 2010

V. Oeuvres verdwijnen en worden toch bekroond

Sjoerd Kuyper kaartte het in 2009 eloquent aan: oeuvres verdwijnen. Dat kan naast wat we hiervoor besproken hebben maar aan één ding liggen: die boeken verkopen niet goed genoeg. De uitgevers en de boekhandels hiervan de schuld geven, zoals Sjoerd Kuyper en een deel van de kinderboekendeskundigen doen, is te gemakkelijk. Schrijvers moeten zich ook afvragen of ze wel een interessante oeuvres maken. Bepaalde auteurs uit de jaren zestig en zeventig zijn immers nog wél goed verkrijgbaar. Dat komt niet echt niet alleen doordat de uitgever zo vriendelijk is om te blijven herdrukken. Toen Peter van Gestel in 2006 de Theo Thijssenprijs kreeg voor zijn gehele oeuvre, lagen er maar enkele titels van in de winkel. Dit is na het krijgen van die prijs iets, maar niet structureel verbeterd. Kinderboekenbekroners zouden hier een les uit moeten trekken, maar dat gebeurt niet. Het afgelopen jaar is er zelfs een internationale oeuvreprijs gegaan naar een auteur waar in Nederland geen enkele titel meer verkrijgbaar was: Citty Crowther. De uitgever herdrukt razendsnel één titel om te voorkomen dat nieuwsgierige krantenlezers in de boekwinkel bot vangen, maar dat is dan ook het enige wat er gebeurt. Dat een internationale jury niet perse rekening te hoeft te houden met wat Citty Crowther in één land omzet, doet niet ter zake: het gaat erom dat jury's zich überhaupt niet afvragen of de boeken wel door kinderen worden gelezen. Er is geen enkele relatie meer tussen jury en publiek. Met als resultaat dat de jury's bijna niets meer waard zijn. Weinig belangwekkende jury's bekronen weinig belangwekkende boeken en bereiken daar weinig belangwekkends mee. Ze kunnen er net zo goed mee ophouden. Dat geldt ook voor recensenten en andere publicisten die auteurs waarvan iedereen wel weet dat ze niet zo veel 'doen' bij hun 'doelgroep' de hemel in blijven schrijven zonder zich af te vragen of er wel naar ze geluisterd wordt. En te schamperen over auteurs die het wél goed doen, zonder daar iets van te willen leren.

Terug naar het overzicht. Illustratie: Studio Bones.

donderdag 11 november 2010

Leraren maken kennis met literaire bloggers

Op de Dag van het Literatuuronderwijs geef ik met Dirk Leyman van De Papieren man een workshop over literair bloggen. Het doel van de workshop is dat er aan de hand van een discussie duidelijk wordt hoe literaire blogs ingezet kunnen worden in het literatuuronderwijs. Is het fenomeen slechts interessant als achtergrond voor docenten of ook voor leerlingen? Ook de opkomst van sociale netwerken als Facebook en Hyves wordt besproken. Wat valt hier te winnen voor het literatuuronderwijs? Ik citeer hier het programmaboekje. Nou ben ik wel benieuwd, beste lezers: wat vinden jullie ervan? Wat kunnen of wat zouden literaire bloggers moeten betekenen voor leraren? Wat zouden leerlingen aan dit weblog kunnen of moeten hebben?

maandag 8 november 2010

IV. Van big business naar fast business

Het gedroomde businessmodel van kwaliteitsuitgevers, die zich met een paar geldkanonnen en een hoop kleintjes staande houden, werkt niet meer. Of de meeste uitgevers wíllen niet meer zo graag investeren in langzame kwaliteitsauteurs. Waarom zou je kiezen voor sloom, als er ook snel succes is? En wat doe je als je dat wel wilt, maar iedereen de andere kant op rent? Hoe dan ook: big business, aangejaagd door de fabelachtige successen van Joanne Rowling, werd het niet. Want kannonnen van dat kaliber, die krijg je maar eens in de tien, twintig jaar. Dus werd het fast business. Het aantal nieuwe titels is de afgelopen tien jaar verdubbeld: gemiddeld 1200 per jaar calculeerde Stichting Speurwerk toen ik begon, 2365 nieuwe titels in 2009, volgens een telling van het feitelijke geweten van de kinderboekendeskundige Richard Thiel. Schrijvers opperen al als vuistregel: elk kwartaal een boek als je ervan wilt leven. En dan mag je blij zijn als je oplage hoog genoeg is om de ramsj te halen. Want dan is je oeuvre tenminste nog érgens te koop.

Terug naar het overzicht. Illustratie: Carl Barks.

zondag 7 november 2010

III. De puinhopen van Potter

In de jaren negentig van de vorige eeuw bloeiden er in het kinderboekenreser- vaat duizend bloemen en was er in de boekenwinkel voor elk wat wils : van populaire pulp tot eigenzinnige nichekunst. Sterker nog: de nichekunst werd uit de winst van populaire auteurs betaald. Toen kwam Joanne Rowling en maakten we kennis met middernachtelijke rijen voor de boekhandel en een vorm van populariteit die een agressiever soort zakenmensen aantrekt. Die bestsellerhysterie was natuurlijk niet nieuw, maar kwam overwaaien uit de wereld van het volwassenenboek. Het kinderboek werd big business, met literaire agenten die belachelijke bedragen bieden op manuscripten en vechten om filmrechten. In blinde paniek werd naar opvolgers gezocht, die bijna allemaal flopten. Wat veel mensen over het hoofd hebben gezien is dat het succes van Potter wel begon op schoolpleinen maar dat volwassen lezers de hand hadden in de hype: de oplagen van de vierde editie in Nederland was al veel hoger dan het aantal kinderen dat er toen in die leeftijdsgroep rondliep. Tegelijkertijd deed zich nog een ander raar fenomeen voor: beroemde mensen die ook even een kinderboek gingen schrijven. Madonna deed het. Paul de Leeuw deed het ook. Zonder ook maar iets van waarde achter te laten. Al die literaire goudzoekerij is met Potter begonnen en de schade is enorm: het kinderboekenvak is in een enorme versnelling geraakt en niemand durft als eerste aan de noodrem te trekken. Daarom mogen wij, ook al heeft hij dit vast niet voorzien laat staan gewild, wel spreken van de puinhopen van Potter.

Terug naar het overzicht. Illustratie: Warner Bros.

***** (5) voor Hanika: Achter de stilte

Er zijn niet veel taboes meer te verzinnen, maar de Duitse debutant Beate Teresa Hanika (1976) heeft er een gevonden: een opa die zijn handen niet thuishoudt. De dertienjarige Justine heeft zo’n opa en dat is wel even wat anders dan de vriendelijke grijsaards die de kinderboekenplanken doorgaans bevolken. Tot overmaat van ramp wordt ze ook nog verliefd op Klap, de verkeerde jongen uit de verkeerde wijk.

Het gaat ook over incest maar is geen probleemboek
Achter de stilte speelt zich af in de twee weken voorafgaand aan de verjaardag van Justine. Het is vakantie en ze moet als een moderne Roodkapje elke dag eten brengen naar haar eenzame grootvader. Haar beste vriendin Lizzy is op skivakantie en kan haar niet helpen. Thuis is het ook niet zo gezellig. Haar moeder ligt meestal met migraine in een geblindeerde slaapkamer, haar vader is onbeholpen rechtlijnig, haar gothic grote zus alleen met zwarte make-up en vriendjes bezig en haar grote broer studeert in een stad ver weg. Toch hebben we hier niet te maken met een probleemboek, zoals de ongelukkig gekozen titel suggereert. Integendeel. Hanika ontvouwt het drama op een luchtige, bijna achteloze toon en laat de lezers verpletterd achter. De taal is vanaf de eerste regel griezelig overtuigend. Justine blijkt een ongewoon sterk en humoristisch meisje en haalt in elke zin haar schouders nóg hoger op. Je zou er om kunnen lachen, als het niet zo pijnlijk was. Dat is de belangrijkste reden dat het hier en daar naar de keel grijpende incestverhaal nergens onleesbaar wordt: Achter de stilte jongleert op een knappe manier met moeilijk te verenigen emoties plezier en verontwaardiging, walging en een grijns. De taal is hier en daar bijna fysiek voelbaar, bijvoorbeeld als Justine op het hoogste punt van de schommel springt om indruk op de jongens te maken en bijna haar arm breekt. De krakende klap is misselijkmakend. Ook de onaangename sfeer in het ouderlijk huis van Justine zet Hanika met veel overtuiging neer. Iedereen is met zichzelf bezig en vader met iedereen. Hij probeert de boel bij elkaar te houden, maar op de verkeerde manier. Als Justine voor het eerst iets durft te zeggen over de handtastelijke weduwnaar praat iedereen door haar heen. De tweede poging oogst hoongelach en ongeloof. De echte beklemming is niet te vinden in opa’s flat, maar hier. Eigenlijk is de oorzaak van haar lijden maar bijzaak: deze roman gaat over waardeloze ouders.

Er zit een tweede verhaal in dat veel luchtiger is
En dan is er dat tweede verhaal, dat zo veel luchtiger van toon is. Daar vertelt Justine over haar hartverwarmende meisjesvriendschap-voor-het-leven met Lizzy en hun avonturen een jaar eerder, in de zomervakantie. Ze verschansen zich in een voor sloop klaarstaande villa en knokken met de jongens uit de nieuwbouwwijk. Dat Justine nu net verliefd wordt op een van hen, en dat hij haar maar blijft opzoeken tot ze niet meer kan ontkennen dat ze verliefd is, verbindt de twee verhalen. Maar ‘optimistisch en hoopvol’ zoals de achterflap babbelt? Gelukkig niet zeg. Zelden verscheen er zo’n briljante, gitzwarte kijk in een meisjeskop. Dit boek zit psychologisch zo goed in elkaar dat je je bezorgd afvraagt of het voormalige fotomodel Hanika zich zelf ooit zo gevoeld heeft. Als dat zo is dan heeft ze het razend knap opgeschreven. Als het niet zo is, is haar prestatie des te knapper. Rotkäppchen muss weinen – de oorspronkelijke titel – leverde Hanika meteen een nominatie voor de prestigieuze Deutsche Jugendliteraturpreis op. Die won ze niet, maar haar naam gevestigd. En terecht. De smetteloze vertaling van Merel de Vink en het prachtig vormgegeven, suggestieve omslag maken de weg vrij voor evenveel waardering in Nederland.

Deze recensie verscheen op 30 oktober maar staat om technische redenen nog niet op de website van de Volkskrant.

**** (4) voor Natascha Stenvert: Bramenjam

Het uitzonderlijk dikke Bramenjam van Natascha Stenvert (1971) mag er wezen. Stenvert is al een tijdje actief en heeft enig succes met de boeken over Kolletje van Pieter Feller. Bramenjam is haar eerste zelfstandige prentenboek. Het gaat over een vriendelijk echtpaar op een snorfiets die bij het zien van een struik met rijpe bramen langs de weg besluiten om die te gaan plukken voor op de boterham. Maar voor de bramen geplukt en gekookt zijn stuiten ze op het ene na het andere probleem. Een grote hond met een overvolle blaas speelt in het verhaal een belangrijke rol. Aardig aan de aanpak van Stenvert is dat ze zich eens niet heeft gehouden aan de gewoonte dat een prentenboek maar een stuk of dertig bladzijden heeft. Zij kiest voor een gedetailleerde benadering waarin alle stapjes die je kunt bedenken bij het maken van bramenjam zijn uitgewerkt. Halverwege wordt het wel even erg ingewikkeld, als het echtpaar van een stofzuiger, een mixer en een pollepel een wonderlijk apparaat maken waarvan de bedoeling te lang onduidelijk blijft. Maar het is ook echt een boek dat je snel kunt lezen, zonder bij alle bladzijden even lang stil te staan. Het is bijna een tekenfilm. Stenvert beheerst veel stijlen, houdt van knippen en plakken en is dol op knipoog en parodie. Jammer dat de personages wel erg lijken op die van de beroemde Duitse illustratoren Wolf Erlbruch en Rotraut Susanne Berner. Stenvert moet nog werken aan herkenbare eigen hand, maar het is zeker te hopen dat er meer van dit soort uitbundige, humoristische prentenboeken komt.

Deze recensie verscheen op 16 oktober maar is om technische redenen nog niet te vinden op de site van de Volkskrant.

**** (4) voor Arnoud Wierstra: Feest!

Ongetwijfeld het aardigste pas verschenen prentenboek is Feest! van nieuwkomer Arnoud Wierstra (1968). In dit verhaal zonder woorden zien we hoe twaalf mensen en een konijn ’s morgens opstaan. Ze hebben allemaal dezelfde uitnodiging naast hun bed liggen. Maar voor het feest kan beginnen moeten er nog cadeau’s worden gekocht en ingepakt en overkomt sommige gasten bijna een ongeluk. De kracht van dit boek zit in het verhaal en de vorm die Wierstra heeft gekozen. Ieder personage heeft zijn eigen vakje, zoals in een strip, maar soms ontmoeten ze elkaar en dan delen ze samen een groter vak. Het spel dat de illustrator daarmee speelt gaandeweg steeds ingewikkelder en dat houdt het boek humoristisch en interessant. De tekenstijl van Wierstra, in het dagelijks leven psycholoog, is eigenzinnig en veelbelovend. Hij kan echter wel iets meer diepgang gebruiken. Feest! oogt iets te gemakkelijk bij elkaar gestift en geverfd. De hier en daar wat surrealistische illustraties en kunstwerken op zijn website laten zien dat hij meer in huis heeft en nog wel voor een verrassing kan gaan zorgen.

Deze recensie verscheen op 16 oktober maar is om technische redenen nog niet te vinden op de site van de Volkskrant.>

dinsdag 26 oktober 2010

I. Het leesplezier is terug

Onmiskenbaar pluspunt van de de terugkeer van het dikke boek: het zijn betere tijden voor leesplezier. Een leesbaar boek schrijven is voor kwaliteitsschrijvers niet meer taboe, zodat lezers voor hun plezier niet meer alleen aangewezen zijn op pulp. Om een verklaring voor deze langverwachte terugkeer te vinden, moeten we in de geschiedenis van het leesplezier duiken. Leesplezier is in Nederland altijd verdacht geweest. Misschien heeft dat iets met het calvinisme te maken. Voor leesplezier heb je in de eerste plaats een plot nodig en wat in Nederland voor literatuur doorgaat is opvallend arm aan plot. Voor ervaren lezers is dat niet zo'n punt, maar voor kinderen is dat echt een probleem. Kinderen lezen om zich te ontspannen. Een beetje puzzelen en iets leren is niet erg, maar het moet niet de boventoon voeren. Een ander probleem is de boodschap van boeken. In de eerste helft van de vorige eeuw domineerde de pedagogiek. Kinderen moesten lezen over mensen met een hoge morele standaard. In werkelijkheid waren natuurlijk vooral tegendraadse boeken populair, zoals Dik Trom en Pietje Bell. In de jaren zestig en zeventig bloeide even het knap geschreven sprookjesachtige avonturenboek op, met als beste voorbeelden Paul Biegel en Tonke Dragt. Jan Terlouw en Thea Beckman zijn daarnaast goede voorbeelden van leerzaam en spannend tegelijk. Dit is de enige periode in de geschiedenis van de jeugdliteratuur die ik ken, waarin critici en jonge lezers wel eens op één lijn zaten. Daarna kwam het literaire kinderboek, dat in de jaren tachtig werd gezien als een bevrijding, maar in werkelijkheid de terugkeer betekende van de pedagogische stroming: kinderen werden nu niet met straffe hand naar het Goede geleid, maar met een even straffe hand naar het Waardevolle. Voor een opdringerige ethiek kwam een opdringerige esthetiek in de plaats. Die laatste stroming is het afgelopen decennium duidelijk op de achtergrond geraakt. De verklaring van de terugkeer van het leesplezier ligt dáár: de pedagogische draak is voorlopig weer even verslagen. Misschien voerde een bepaalde tovenaar wiens naam wij pas in de derde trend noemen de troepen aan, maar er is sprake van een bredere trend: lezen mag weer in de eerste plaats om leesplezier gaan. Boeken draaien weer om inhoud en niet alleen om vorm. Het kwaliteitsniveau mag in veel gevallen hoger, maar er is onmiskenbaar een ontwikkeling in de goede richting.

Terug naar het overzicht. Illustratie: Maurice Sendak.

maandag 25 oktober 2010

II. Van veel te dunne boeken naar te veel dikke

Toen ik begon met recenseren was het hoe kariger hoe beter. Het kinderboek heeft anorexia, zo stelde ik in mijn eerste opiniestuk. De leus: less is more. Althans in de boeken die werden aanbevolen en bekroond. Dat kinderen niet zaten te wachten op piepkleine bordjes met nauwelijks verhaal, deed niet ter zake. Hapje voor hapje genieten van een rauwe wortel is goed voor je fantastie! Gelukkig is het negentiende-eeuwse lezen weer helemaal in de mode, met dikke boeken vol krullerige zinnen en lange, vermakelijke zijpaden. Kinderen houden niet van lezen? Ze zijn er dól op! En er zijn zelfs een paar kwaliteitsschrijvers die wat dikker durven. Helaas schieten we van het ene uiterste in het andere. Sommige dikke boeken brengen hele families met nog dikkere en spuuglelijke zussen mee. Het wordt tegenwoordig chique gevonden om bij je debuut maar meteen de rest van de negendelige reeks aan te kondigen. We moeten daarom vandaag vrezen voor het tegenovergestelde van literaire anorexia: obesitas, suikerziekte en jojo-effect. Maar terug naar de graatmagere modelletjes met sterallures, die na het ontvangen van hun erelinten dood neervallen in de coulissen? Liever niet. Want ook al is de kwaliteit van al die dikkerdjes niet altijd even hoog, dat ze de meest in het oog springende bijdrage leveren aan de terugkeer van het leesplezier, is evident.

Terug naar het overzicht. Illustratie: Marcus Blättermann.

zondag 24 oktober 2010

Tien jaar in tien trends

Op 29 september 2000 verscheen mijn eerste stuk. Sindsdien is er een hoop gebeurd. De komende weken zal ik tien jaar samenvatten in tien trends. Hier alvast mijn lijstje. De bijbehorende korte analyses komen een voor een.

1. Van veel te dunne boeken naar te veel dikke
2. Het leesplezier is terug
3. De puinhopen van Potter
4. Van big business naar fast business
5. Oeuvres verdwijnen… maar worden toch bekroond
6. Volwassenen lezen kinderboeken
7. De cocktailgeneratie kan niet kiezen
8. Aandacht in de kranten blijft stabiel
9. De jongsten en de oudsten mogen niet klagen
10. Het kinderboek is nog steeds niet terug

dinsdag 19 oktober 2010

Shortlist Grote Jongerenliteratuur Prijs bekend

Jaap Leest lijkt de bloggersprimeur te hebben met de nominaties van de Grote Jongerenliteratuur Prijs, dankzij een twitterende Bas Maliepaard van Trouw. De genomineerden zijn:

- Erna Sassen Dit is geen dagboek
- Philip Huff Dagen van Gras
- Peter Bekkers Trouw is de andere wang
- John Greene Paper Towns
- Dave Eggers Zeitoun
- Erland Loe Muleum

De winnaar van de oorspronkelijke Nederlandstalige boeken krijgt 5000 euro, de winnaar van de vertaalde boeken deelt datzelfde bedrag met de vertaler. Interessant aan de prijs is dat de genomineerde boeken niet van een gespecialiseerde uitgever hoefden te komen, wat recht doet aan het feit dat boeken voor vijftien jaar en ouder eigenlijk gewoon boeken voor volwassenen zijn. We kijken dan ook met spanning uit naar het juryrapport. Dat wordt bekend op 19 november, als de prijs wordt uitgereikt op Crossing Border. Lees hier meer details daarover.

Wel, Gelukkige Lezers: wat vinden we ervan? Ben heel benieuwd naar jullie meningen.

woensdag 13 oktober 2010

De economie van het kinderboek na Potter

Kinderboek redt het economisch heel aardig, ondanks het vertrek van Harry Potter, meldt Sterre Lindhout vandaag op de economiepagina van de Volkskrant. Dit komt vooral door het succes van Geronimo Stilton, Hoe overleef ik..., de Grijze Jager en Twilight. "Het nieuwe kinderboek wordt niet door iedereen met gejuich ontvangen. Het succes van deze boeken is vaak vluchtig, na een paar maanden ligt het volgende deel alweer in de winkel. Schrijvers en recensenten klagen dat de boekenbranche kortademig is geworden, dat boeken niet meer de tijd krijgen om aan te slaan bij het publiek en dat winkels liever een partij bestsellers inkopen dan minder goed verkopende klassiekers."

donderdag 7 oktober 2010

*** (3) Smit / Dijkstra: Welkom op de dierderij

Al te veel leunen op bekende illustratoren is een manco van een aantal opkomende illustratoren. De illustraties van Noëlle Smit in Welkom op de dierderij (Pimento, € 14,95, ***) zijn mooi maar beginnen steeds meer op die van Fiep Westendorp te lijken. Verder valt het in het oog springende boek inhoudelijk erg tegen. De tekst van Lida Dijkstra is rommelig en leunt te veel op één flauwe grap.

woensdag 6 oktober 2010

KB zet webexpositie met 350 kinderboeken online

De Koninklijke Bibliotheek heeft ter gelegenheid van de kinderboekenweek een webexpositie van 350 kinderboeken online gezet. In dit overzicht is een geschiedenis-in-grote-stappen te vinden van 1600 tot nu, met in elke periode een aantal voorbeeldboeken. De KB heeft met 125.000 titels de grootste collectie kinderboeken van Nederland. Nu het onderzoek nog.

Steekje los bij Griffeljury

Hiernaast staat het boek dat gisteren de Gouden Griffel had moeten winnen, gesteld dat er alleen gekozen kon worden uit de door de jury genoemde boeken. Aadje piraatje van Marjet Huiberts en Sieb Posthuma is prachtig uitgegeven en geïllustreerd en hoewel ik wel kritisch was op de dwingende rijmschema's, verdient dit boek waardering omdat de verhalen écht op kleuterniveau zijn. Het boek van winnaar Daan Remmerts de Vries is kwalitatief misschien beter of in elk geval uit oogpunt van volwassenen interessanter. Dat oordeel laat ik graag aan de jury. Maar je kunt je afvragen of een jury die tussen neus en lippen poneert dat een moderne versie van het scheppingsverhaal zoals dit níet over de hoofden van kinderen* gaat, wel weet waar ze mee bezig is. De jury stelt letterlijk: 'En dat allemaal in een uiterst luchtige en verrassende verpakking die nergens over de hoofden van kleine lezers heen gaat.' Wie dit heel precies leest, kan de conclusie trekken dat de jury graag ziet dat de verpakking niet over de hoofden van de kinderen gaat. Dat de inhoud dat wél doet, is kennelijk minder belangrijk. Bij een jury die zo denkt bij te dragen aan de kwaliteit van het Nederlandse kinderboek, zit een steekje los.

* hier stond 'kleuters'. Terecht wordt in de reacties op dit bericht opgemerkt dat het bekritiseerde boek is uitgebracht voor zes jaar en ouder. Dit verandert overigens niets aan mijn betoog. Het waarderen van intertextualiteit is iets wat - uitzonderingen daargelaten - meer past bij een klein groepje literatuurminnende gymnasiasten. Wie wil weten hoe ik daarbij kom moet maar eens mijn afstudeerscriptie 'Twisten over de smaak van een ander' lezen. Ik ben net als Theo Witte een (kritische) aanhanger van de smaakontwikkelingstheorie van Michael Parsons. Op hard wetenschappelijk bewijs wachten we overigens nog.

zaterdag 18 september 2010

Interview Thé Tjong-Khing: 'Ein-de-lijk ben ik tevreden'

Thé Tjong-Khing won alle denkbare prijzen voor zijn illustraties. Nu krijgt hij de Max Velthuijsprijs als bekroning. Maar met pensioen gaat hij niet...

‘Bescheiden? Ik? Hoe komen mensen daar toch bij? Dat schrijven ze nou elke keer weer op. Ben ik beschéiden, Mino?’ Zijn vrouw, die in de serre achter de schuifdeuren keramiek zit te glazuren: ‘Nee, je bent niet bescheiden.’ Triomfantelijk: ‘Zie je wel?’

Gesprekken met Thé Tjong-Khing (1933) fladderen alle kanten uit, net als de levendige hoge tonen in zijn stem. Hij zit nog vol ideeën. Alleen het lichaam wil niet meer zo. Thé is net enigszins moeizaam, dun en licht gebogen van de trap gekomen; veegt zijn hand aan zijn broek voordat hij hem geeft, maar de witte acrylverf gaat er niet meer af. Hij zat tot vlak voor het interview mislukte schaduwen ‘weg te witten’ in de illustraties voor De prins op het witte paard, het nieuwe boek van Dolf Verroen.

Alle denkbare prijzen heeft hij gewonnen en als kroon daarop ontvangt hij volgende week donderdag de Max Velthuijsprijs, de PC Hooftprijs voor illustratoren. Maar pensioen, nee. Daar denkt hij niet aan. ‘Ik heb wel wat gespaard, maar of het genoeg is? Ach! Geld. Het interesseert me niet.’ Werken doet hij omdat hij niets anders wil dan tekenen. En hij wordt nog steeds veel gevraagd. De afgelopen anderhalf jaar verschenen van zijn hand tien boeken bij vier uitgeverijen.

Ook schreef hij er zelf nog even een paar, waarvan De sprookjesverteller (2007) de eerste was. Dat was voor wie hem kent wel een verrassing, voor hem zelf niet het minst. ‘Ik kan niet schrijven, dit was een ongelukje. Het was eigenlijk voor mijn kleinzoon.’ Hij heeft er samen met zijn tweede vrouw zeven. Tobias is de oudste en bij het voorlezen ontdekte hij dat Tobias alle sprookjesboeken – zelfs de toegankelijk bedoelde – langdradig vond. ‘Al die zijpaden! Ik blééf schrappen.’

Toch nog even kritisch op de schrijvende collega’s? ‘Néé joh. Ik heb die verhalen gewoon op mijn manier verteld en toen kreeg opa eindelijk aandacht. Tobias veranderde in een zoutpilaar. Dus ik dacht: ik schrijf ’t maar op een paar A4’tjes voor de volgende keer. En heel toevallig vroeg een van mijn uitgevers of ik een sprookjesboek wilde maken.’ Apetrots natuurlijk, zijn kleinkinderen, op hun beroemde opa. ‘Op het schoolplein stoten moeders elkaar aan. Dat is wel leuk, ja. Bij mijn eigen kinderen had ik dat nog niet.’

Mooi detail: ooit is hij begonnen met het tekenen van plaatjes bij Indonesische sprookjes, geïnspireerd door Rie Cramer. Toen kon hij er, naar eigen zeggen, nog niets van. Of hij zo langzamerhand een beetje tevreden is met zijn eigen werk? ‘Waardering is leuk, natuurlijk. Ik was heel tevreden met Wiele wiele stap en Kleine Sofie en Lange Wapper’ – de boeken die hem zijn eerste twee Gouden Penselen opleverden – ‘omdat iedereen mij kwam zeggen: wat heb je dat goed gedaan. Maar ik vind een van mijn laatste projecten belangrijker.’ Dat heet Griekse mythen (2006, Els Pelgrom). Dat bijna niemand erover schreef kan hem niet zo veel schelen. ‘Het is mijn beste werk tot nu toe. Ik ben ein-de-lijk tevreden.’

Om tot die verstilde illustraties van goden en mensen te komen deed King onderzoek naar afbeeldingen van Griekse mythen door de eeuwen heen. Toen hij bij de Griekse vaaskunst aankwam, werd hij getroffen door iets waar hij eerder geen oog voor had. ‘Die uitdrukkingsloze tekeningen zijn zó welsprekend. Hoe kan dat nou? Ik bekeek hele reeksen van Daphne die achterna wordt gezeten door Apollo, vele malen geschilderd en getekend en niet door de minsten, en ik kwam elke keer weer bij die rare oude vazen uit.’

Toen wist de tekenaar: je moet nooit meer de werkelijkheid nadoen. In zijn succesvolle Waar is de taart-serie is dat goed te zien: het drama is nogal eens niet in beeld, wel de aanloop ernaartoe en de gevolgen. Als er emoties zijn, zoals schrik, dan ziet het eruit als een poppenkastpop in paniek; een soort bevroren slapstickschrik.

‘Ja, hoe schrikt iemand?’ Hij doet heel overdreven zijn handen omhoog en rolt met zijn ogen. ‘Ik kan een foto natekenen, maar ik kan het ook stileren. Ik blijf maar zoeken, dat houdt nooit op.’ Hij tekent, maakt een foutje, veegt het uit en neemt tijdens het gummen per ongeluk een heup mee, ineens ziet hij het. Heup moet zo, hand moet zo. Niet zoals in de werkelijkheid, maar gestileerd. ‘Zoals een schrijver die bij toeval het goede woord vindt. Zo gaat dat. Je moet er veel geduld voor hebben. En een beetje geluk.’

Aan dat grote ‘ein-de-lijk’ van Thé Tjong-Khing is een lange zoektocht vooraf gegaan. Hij verliet Indonesië op 23-jarige leeftijd in 1956, niet vanwege Soekarno (ook al gingen bij Chinese families na het tekenen van de onafhankelijkheid wel eens stenen door de ruiten), maar omdat hij graag naar de Kunstnijverheidsschool in Amsterdam wilde en misschien nog wel liever omdat hij alles wat hem niet beviel aan zichzelf achter zich wilde laten. ‘Ik was een extreem verlegen kind. Dat heeft mijn leven verpest. Ik verborg me achter de sarong van mijn moeder en zei het liefst helemaal niets. Ik uitte me in tekeningen.’

Erger was dat zijn vader het enige waar hij wél goed in was niet serieus nam. Hij mocht optreden als sneltekenaar voor visite, maar een carrière met de kroontjespen vond zijn vader een teleurstellend toekomstperspectief. Thé praat er niet graag over, er komt iets puberaals over hem als je ernaar vraagt. ‘Schrijvers moeten maar alles over zichzelf vertellen. Ik houd er niet van. Stop er maar over.’ Thé kwam, op één vliegensvlug bezoek na, de rest van zijn leven niet in Indonesië terug.

Het is dus goed voor te stellen hoe belangrijk het voor hem moet zijn geweest dat zijn ouders jaren geleden, op bezoek bij hun zoon in Nederland, zijn leermeester Marten Toonder de hand hebben geschud. ‘Die man heeft mijn leven gered.’

De Kunstnijverheidsschool – broedplaats van de meeste bekende illustratoren in Nederland – had nog geen echte illustratieafdeling. Om onduidelijke redenen kwam hij niet bij de beroemde modeltekenaar Piet Klaasse terecht, maar bij de sectie reclameontwerpers. Daar was hij doodongelukkig.

‘Maar als ik stopte moest ik terug naar Indonesië en dat was een nachtmerrie.’ Hij kende de naam Toonder van de Tom Poes-stripjes uit een Indonesische krant en vond hem in het telefoonboek. Hij mocht volontair worden, voor 60 gulden per week.

‘Op een dag riep Marten me naar boven. Hij zat achter zijn bureau met een aantal van mijn tekeningen. ‘Kijk, dit plaatje is geweldig. Zoals die twee net niet naar elkaar kijken. Je ziet zo dat er iets niet klopt, dat er iets ergs gebeurd is. Maar wat? Dát is tekenen.’ Na 25 jaar lang gehoord te hebben dat ik niets kon, zei eindelijk iemand met gezag dat wat ik maakte wél iets voorstelde. Ik zat zo in de knoop met mezelf. Dat heb ik toen allemaal achter me gelaten.’

Hij sloeg hartstochtelijk aan het tekenen, met hart en ziel, dag en nacht, voor wie hem maar wilde betalen. In het begin strips, later kwamen er bladen en boeken bij. Libelle, de Spiegel, Panorama, Okki, Taptoe.

Maar al werkte hij op de best denkbare plek met de beste jonge striptekenaars van Nederland, met wie hij in 1975 het antiautoritaire en provocerende Vrije Balloen oprichtte: ook het stripvak was niet zijn wereld. ‘Pagina na pagina dezelfde poppetjes tekenen of elke dag een gag, daar moet je een beetje gek voor zijn. En ik wist eigenlijk ook nooit over wie die jongens het hádden. Ik heb met hart en ziel strips getekend, maar er nooit met plezier een gelezen, wil je dat geloven?’

Net op het moment dat hij weer eens ernstig twijfelde hoe het nu verder moest belde een uitgever hem met de vraag of hij een boek van Miep Diekmann wilde illustreren: het malle meidenboek Total loss, weetjewel. Het is nog helemaal Thé de striptekenaar: filmmeisjes met lange benen, pin-ups bijna. Kort daarna tekende hij voor het eerst de bekende, dunne kroontjespenkinderen van Wiele wiele stap die zijn eerste bekroning opleverden.

Weer had hij geluk: Diekmann was in die dagen een van de grootste namen in de kinderboekenbranche. In 1973 kwam hij aan in een land waar hij nooit meer vandaan is gegaan.

‘Ik heb sinds ik in Nederland was altijd veel geluk gehad met mijn werk. Dat is altijd zo geweest: in mijn eerste maand kwam ik de Indische schrijver Tim Maran tegen op een feestje. Die beloofde me ter plekke dat ik al zijn boeken mocht illustreren. Hij hield woord. En zo is het altijd gegaan. Ik heb nooit hoeven leuren met mijn werk. Die hele discussie over of illustratoren wel genoeg betaald krijgen het is niet echt van toepassing op mij. Ik tekende in mijn jonge jaren ontzettend veel. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat.’

‘Ook in het weekeinde’, zegt zijn vrouw vanuit de serre. Thé, licht ongelukkig: ‘Maar dat lukt me nu niet meer.’ Is het dan nooit klaar? ‘Nee. Nu wil ik dus van die lijntjes af. Die beginnen me te hinderen. Ik weet nog niet of dat lukt. Ik heb mijn hele leven lijntjes getekend.’ Weer een zucht, wringende armen: ‘Gevoelig onderwerp. Laat ik dit zeggen: uiteindelijk begint het altijd weer te jeuken.’

Dan, met glimmende ogen: ‘Het is niet leuk om iets te willen dat je nog niet kan. Maar ik verheug me er nu alweer op om straks weer tevreden te zijn.’

Zijn vrouw, uit de serre: ‘Geloof je het zelf? Dat is toch sáái, man.’

CV
1933 4 augustus geboren in Purworedjo, Java
1953 Tekenacademie in Bandung
1956 Naar Nederland, studie Kunstnijverheidsschool, Amsterdam
1969 Eigen stripserie in de krant: Arman & Ilva
1973 Total loss, weetjewel (Miep Diekmann)
1978 Gouden Penseel voor Wiele wiele stap (Miep Diekmann)
1985 Gouden Penseel voor Kleine Sofie en Lange Wapper (Els Pelgrom)
2003 Gouden Penseel voor Het woordenboek van Vos en Haas (Sylvia Vanden Heede)
2005 Woutertje Pieterse Prijs voor Waar is de taart?
2010 Max Velthuijsprijs voor zijn hele oeuvre

donderdag 9 september 2010

**** (4) Kemp/Ogilvie: Honden doen niet aan ballet

Een prentenboek hoeft niet veel meer te zijn dan een komische situatie met plaatjes. Kleuters zijn dol op kolder en daar is – mits goed geschreven en geïllustreerd – helemaal niets mis mee. Een van de grootste favorieten is rolverwarring, waarbij de net geleerde wereldorde op zijn kop gaat.

De verkipping
Patent op dat soort grappen heeft het productieve duo Tjibbe Veldkamp en Kees de Boer. Hun nieuwste prentenboek heet De verkipping (Lannoo, ***, 28 pagina’s, € 12,95, vanaf 5 jaar). Een botte boer besluit – kennelijk geïnspireerd door de animatiefilm Chicken run, waar het boek op grimmige momenten doet denken – dat hij zijn varkens in kippen wil veranderen. Hij gebruikt daarvoor een samen met zijn assistent gebouwde helse machine.
‘Jullie moeten meer eieren leggen!’, roept hij elke keer tegen zijn varkens. En dat is lachen geblazen, natuurlijk. Dat het boek een aanklacht is tegen de voedselindustrie, zal de meeste kleuters niet opvallen. Varkentje 405 verandert als eerste. Hij hoopt op die manier te kunnen ontsnappen en lekker in de vrije natuur te gaan wroeten, maar hij houdt er alleen een kippenstaart en –snavel aan over.
Jammer dat het einde verhaal van het verhaal net iets te ingewikkeld en chaotisch wordt. De Boer en Veldkamp nemen zoals wel vaker net iets te veel hooi op de vork. De machine slaat op hol en varkentje 405 vermenst, de boze boer verkipt en de kipvarkens worden weer vervarkend. Het gekrakeel van de laatste bladzijden is nauwelijks op een fatsoenlijke manier voor te lezen, laat staan uit te leggen, en had een stuk eenvoudiger gekund zonder minder leuk te worden.

Prinses met motorzaag
Datzelfde probleem maar dan nog iets erger heeft Prinsessen zijn niet perfect van Kate Lum en Sue Hellard (De Fontein, vertaald door Joukje Akveld, *** (3), 32 pagina’s, € 12,50, vanaf 5 jaar). Drie prinsessen zijn elk heel goed in hun vaste huishoudelijke taak: de een doet de tuin, de tweede bakt taartjes en de derde timmert graag. Maar ze willen wel eens wat anders en besluiten de dag voor het grote prinsessenfeest met honderden gasten met elkaar te ruilen. Dat is niet zo’n goed moment.
Wat kolder betreft is het boek erg geslaagd: we zien de ene prinses met een motorzaag bessen plukken, de volgende taarten bakken met een bezem en de laatste stoeltjes in elkaar lijmen in plaats van spijkeren. Maar elke hiërarchie ontbreekt op de drukke pagina’s en je hebt geen idee waar je moet kijken. De prinsessen zijn door de fletse pastelkleuren en de vele tierlantijnen nauwelijks uit elkaar te houden, waardoor de grap van de rolverwisseling bijna onzichtbaar is. Ook is de, overigens prima vertaalde, tekst veel te lang. Ze had tot een kwart kunnen worden ingekort.

Ballethond
Een feest voor oog en oor is dan het prentenboek van debutante Anna Kemp en ervaren illustrator Sara Ogilvie Honden doen niet aan ballet. Hond Roef is geen gewone hond, hij wil geen stokken halen maar balletdansen, net als zijn baasje. En dus gaat hij haar elke keer stiekem achterna naar de dansschool.
Het resultaat is een sympathiek prentenboek met korte, krachtige zinnen en aanstekelijke illustraties met verschillende technieken: potlood, verf, krijt, stempels en collage. Van het in Nederland nog niet bekende werk van Ogilvie zien we graag meer. Haar platen zijn hier en daar wel erg eenvoudig en op het behagen van een groot kinderpubliek gericht, vooral als hond Roef zijn allerzieligste gezicht opzet, maar ze kan een hond laten dansen zonder dat het slapstick wordt en dat is een kunst. Dat is ook wel het mooiste aan dit boek, dat het niet alleen maar om te lachen is maar ook ontroert.

**** (4)
Honden doen niet aan ballet
Anna Kemp en Sara Ogilvie
Vertaald door L.M. Niskos
Lemniscaat, 32 pagina’s, € 12,95
ISBN 9789026128097
Vanaf 4 jaar

dinsdag 7 september 2010

Onderzoek: van lezen word je beter

De Zeeuwse filosoof Jan-Jaap van Peperstraten is onlangs gepromoveerd op een proefschrift over de morele dimensie van leesonderwijs. Hij beweert daarin dat het lezen over personages die worstelen met kwesties rond goed en kwaad een diepere werking heeft dan straffen en belonen. 'Door literatuur kunnen we leren wat het goede is, en ook wat kwaad is, en waar goed en kwaad door elkaar lopen. Loyaliteit en trouw zijn de grondwaarden in Tolkien's Lord of the Rings, Lyra Belacqua, de protagoniste uit His Dark Materials is een toonbeeld van moed en nooit, nooit in mijn leven heb ik zo`n doortrapte schurk ontmoet als Franny Roote in Reginald Hill's thrillers An Advancement of Learning en Death's Jest Book', betoogt hij op zijn weblog. Daar vind je ook een krantenartikel met de vertaling van dit onderwerp in de taal van de Telegraaf: boek beter dan boefjeskamp. Alle goeds komt uit Zeeland zullen we maar zeggen; wel pikant dat de bedenkster van de meest amorele personages van dit moment - Floortje Zwigtman - in dezelfde provincie werkt.

Maar liefst 70 jongerenboeken op longlist GJP

Stichting Lezen heeft gisteren op de laatste dag van Manuscripta de longlist bekendgemaakt voor de Grote Jongerenliteratuur Prijs. Maar liefst 70 titels staan erop, die zijn verschenen in 2009 en ingezonden door uitgeverijen. Hier staan, zoals eerder al gemeld, ook boeken op van uitgeverijen voor volwassenen. Dat roept wel de vraag op wat de criteria zijn voor jongerenliteratuur. De cruciale spatie in de naam van de prijs is heel strategisch geplaatst: het is een prijs voor jongerenliteratuur, niet een literatuurprijs van jongeren! Daar bedoelen de bedenkers - geen jongeren! - iets mee. En aangezien er ruim 80 titels waren aangemeld zijn er ruim 10 afgevallen. Wie waren dat? Ik ben onverminderd benieuwd.

Master Jeugdliteratuur in Tilburg

Groot nieuws: er komt een master Jeugdliteratuur in Tilburg, zo meldt professor Helma van Lierop. Na de instelling twaalf jaar geleden van haarzelf als eerste hoogleraar in Nederland op dit terrein, eindelijk een volgende belangrijke stap op wetenschappelijk gebied. Chapeau voor de Universiteit van Tilburg die het onderwerp al jaren nadrukkelijk op de kaart zet. Daarop komt dus nu een feestelijke kroon. Er is veel te weinig serieus wetenschappelijk onderzoek naar kinderboeken. Hopelijk gaat een nieuwe generatie bevlogen 'masters' hier wat aan doen. Lezersvraag: wat moeten ze gaan onderzoeken? De opleiding begint in september 2011.

*** (3) voor David Almond: Slangenkuil

Mijn bespreking staat nog niet online, maar afgelopen zaterdag gaf ik drie sterren aan Slangenkuil van David Almond. Dat gaat over de veertienjarige Liam die zijn laatste zomer als jongen en eerste zomer als man meemaakt. Ik constateer dat de auteur tien jaar geleden met te veel tamtam is binnengehaald. Na De schaduw van Skellig heeft hij eigenlijk niets werkelijk indrukwekkends geschreven. Zijn werk, waarin nauwelijks ontwikkeling zit, lijkt nog steeds vooral te willen zeggen: 'Kijk, je kunt ook kunst voor jongeren maken.' Dat is in Engeland misschien nog nieuws - hoewel dat me met grootmeester Aidan Chambers hoogst onwaarschijnlijk lijkt. Hier weten we het al een tijdje.

donderdag 26 augustus 2010

De rol van het kind in kunst voor volwassenen

De Volkskrant van vandaag heeft een interessant artikel over kinderen in films voor volwassenen. Kevin Toma schrijft daarin over regisseurs die gebruik maken van het kinderperspectief. Realistisch drama wordt versterkt door kinderlijk onbegrip. Een kind dat huilt omdat hij niet begrijpt waarom hij straf heeft, is indrukwekkender dan de emotie van de volwassene die wél weet waar hij mee bezig is. Verder biedt de fantasie van kinderen ook veel artistieke vrijheid: een onbevangen kind kan met ongekunstelde observaties prachtige metaforen bieden voor het leed van volwassenen, zonder het zelf door te hebben. Het artikel doet me erg denken aan de moderne jeugdliteratuur, waarin je nog steeds regelmatig volwassenenboeken vermomd als kinderboeken vindt. Het artistieke doel van zo'n boek begrijp ik - ik kan zelf ook genieten van de boeken van Margriet Heymans, om maar een voorbeeld te noemen - maar schrijven vanuit het perspectief van kinderen is niet hetzelfde als schrijven voor kinderen. Ik heb al vaker op dat feit gewezen en ik ben kennelijk niet de enige: het genre is duidelijk op zijn retour. Toch zou ik wel eens willen dat schrijvers net zoveel zelfkennis lieten zien als de in dit artikel aangehaalde filmmakers. Want ik kan me nauwelijks voorstellen dat ze het zelf niet doorhebben, dat ze helemaal niet voor kinderen schrijven. Of schreven.

vrijdag 20 augustus 2010

**** (4) voor Bette Westera Liedjes van verlangen

Ik vind de opvolger van Boven in de groene linden zat een moddervette haan veel beter gelukt. Bette Westera laat in Ik leer je liedjes van verlangen, en aan je apenstaartje hangen zien dat ze goed is in speelse light-verse. Mijn recensie lees je hier.

***** (5) voor Janne Teller: Niets

‘Ik snap niet waarom iedereen pronkt met kennis die andere mensen vergaard hebben. Het ontmoedigt jonge mensen, die zelf nog niets bedacht hebben.’ Dat verzucht de dertienjarige Agnes, hoofdpersoon van de Deense jeugdroman Niets. In dit tamelijk schokkende jongerendebuut van Janne Teller gaan de zevendeklassers van de dorpsschool van Tering op zoek naar de zin van het leven. Dat hadden ze beter niet kunnen doen.

Het komt allemaal door Pierre Anthon. Die is als een moderne Diogenes in een pruimenboom gaan wonen en weigert de rest van het jaar nog naar school te gaan. De andere leerlingen halen in eerste instantie hun schouders op. Maar elke ochtend bestookt hij hen met pruimpitten en lastige vragen. ‘Je gaat naar school om werk te krijgen, en je werkt om vrij te krijgen. Waarom zou je niet meteen vrij nemen?’ Of: ‘Jullie zijn zeker bang voor het niets.’

Op een dag is de maat vol. De klasgenoten besluiten om allemaal iets af te staan dat van grote betekenis voor hen is. Wie heeft geofferd, mag het volgende offer bepalen. Dat begint met een paar Dungeons & Dragons-boeken van Dennis en de nieuwe zomerschoenen van Agnes, waar ze een winter lang om gezeurd heeft. Agnes neemt wraak, door Gerda te dwingen om haar hamster Oscar mee te nemen. En dan loopt het project natuurlijk volledig uit de hand.

Niets verscheen in 2000. Het is een raadsel waarom het pas nu in het Nederlands is vertaald. In eigen land kreeg het de prijs voor het beste jeugdboek van het jaar en in Frankrijk twee jaar geleden de Prix Libbylit. En zeer verdiend: de Nederlandstalige jongeren die de afgelopen tien jaar te groot zijn geworden om jeugdliteratuur te lezen, hebben echt iets gemist.

Er wordt wel vaker geprobeerd om middelbare scholieren aan het denken te zetten, maar dat leidt meestal tot brave en schoolse projecten zoals het geromantiseerde collegedictaat De wereld van Sofie. Niets confronteert de lezers met de enige vraag die écht relevant is als je een jaar of veertien bent: waar doen we al die moeite toch voor, en moet ik de antwoorden van mijn ouders – die ook niet gelukkig zijn – nog wel geloven?

Teller heeft het lef om deze vraag te stellen en niet te beantwoorden. Zelden verscheen er voor jongeren een boek dat zo zwart en cynisch durft te zijn én niet aan het einde terugkrabbelt. Dat de verteller Agnes heet – naar de heilige die op dertienjarige leeftijd werd verkracht – is vast niet toevallig. En dat de stoere Sofie het meest schokkende en onterende offer moet doen, evenmin.

Natuurlijk hebben we hier en daar met bewust choqueren te maken, iets waar de Denen van alle Scandinaviërs het beste in zijn. Maar het is functioneel en dan mag het. Teller kan bovendien prachtig schrijven. Tussen haar korte, feitelijke zinnen blijft veel ongezegd. En toch is het glashelder wat ze probeert over te brengen en wordt het nergens zweverig.

Het enige wat niet helemaal lekker zit, is de hier en de enigszins slordige afronding van het verhaal. Pierre Anthon is ijzersterk als motor van het verhaal, maar dat hij ongehinderd een heel jaar in een pruimenboom woont, wordt niet helemaal geloofwaardig gemaakt. En aan het einde schijnt alles een beetje flauw en over de top te moeten: de Berg van Betekenis wordt als kunstwerk voor een paar miljoen aan de Amerikanen gekocht en de kinderen worden belaagd door nieuwsgeile televisieverslaggevers.

Maar dat ene idee waar alle energie in is gestoken en andere dingen kennelijk voor hebben moeten wijken is zo krachtig dat een paar onvolkomenheden het boek niet onderuit kunnen halen. Niets is een sensationele jeugdroman waarvan de confronterende beelden lang blijven nabranden. Jammer dat de schrijfster hierna weer wat anders is gaan doen. Maar ja, zoiets schrijf je maar één keer.

Recensie staat om de een of andere reden niet op de gebruikelijke, gratis plek op de site van de Volkskrant. Wie een abonnement voor de site heeft, kan het artikel hier lezen.

woensdag 18 augustus 2010

Jonge schrijvers = jonge lezers?

In Frankrijk is een nieuwe tienerauteur opgestaan, de vijftienjarige Carmen Bramly. Dit meldt onder meer The Independent en het weblog De Papieren Man. Haar verhaal gaat over een veertienjarig meisje dat haar maagdelijkheid verliest. De bij meisjes in die leeftijdsgroep (soms) populaire rock-n-roll pastiche Pete Doherty van de Babyshambles, die als enige popartiest ter wereld pronkt met zijn puisten, speelt ook een rol in het boek. De Britse krant constateert dat als je in Frankrijk uitgegeven wilt worden zonder literair agent aan je zijde, het een pré is als je eerste roman al klaar is voor je de middelbare school verlaat. Alsof dichtende en prozaschrijvende pubers niet van alle tijden zijn. Het geeft wel hoop, kennelijk is het nog steeds nastrevenswaardig om schrijver te worden. Benieuwd naar de vertaling en of dat in Nederland als jeugdboek wordt uitgegeven. Carmen is de dochter van de schrijver Serge Bramly. The Independent stelt, op overigens vriendelijke toon, vast dat ook andere tienerauteurs van deze hype kinderen van bekende Fransen zijn, en dat ze allemaal in het zesde arondissement wonen, zeg maar de Parijse grachtengordel.

woensdag 11 augustus 2010

Blijvertje: Kitty Crowther In het pikkedonker

Als de literaire beweging van de jaren tachtig en negentig iets goeds heeft opgeleverd, dan is het wel deze laatbloeier: het prentenboek In het pikkedonker (Querido, 2002) van de in Vlaanderen werkende Kitty Crowther. Het boek is van hoog artistiek niveau, en gaat toch over iets dat iedere kleuter meteen begrijpt en aanspreekt. Kikkertje Jeroen kan niet slapen omdat hij steeds 'kris kras piep plats' hoort. Samen met zijn vader - die daar in eerste instantie helemaal geen trek in heeft - gaat hij op onderzoek uit. Feest om voor te lezen. Er staat maar één irritante, vergezochte zin in: 'In zijn stem zitten korreltjes'. En dat is, zeker voor die tijd, een hele prestatie. (Er stond daar in het manuscript vast iets anders, iets gewoons. En dat kunnen we - Getver! Iets gewoons! - natuurlijk niet hebben.) Haar werk is echter al een tijd niet meer verkrijgbaar in Nederland. Dat viel pas op toen ze dit voorjaar de Astrid Lindgren Memorial Award 2010 won. Onlangs heeft Querido bekend gemaakt dat In het pikkedonker weer te koop is. Laten we hopen dat dat zo blijft! In het pikkedonker verdient het om een klassieker te worden.

maandag 9 augustus 2010

Floortje Zwigtman: Kijk naar jezelf!

Hoezeer ik ook tegen AVI- en in dit geval ook CLIB-boekjes ben: het met veel plezier gemaakte Kijk naar jezelf! van auteur Floortje Zwigtman en fotostripmaker Ype Driessen heeft onmiskenbaar charme. Duidelijk goede samenwerking tussen tekst en beeld, leuke grapjes en precies de goede kinderen. Natuurlijk is het verhaal over een meisje dat gepest werd en op haar nieuwe school zelf gaat pesten een beetje moralistisch en truttig, maar de humor maakt veel goed. Ook heeft Zwigtman het zeldzame talent om makkelijk te schrijven zonder dat je het gevoel hebt dat ze makkelijk schrijft. Ze hoeft zich niet in bochten te wringen, het is allemaal heel naturel. En dat allemaal zonder onnodig Engels en geforceerde jongerentaal. Om maar eens te proberen dus, bij moeilijk lezend meisjes. Als die bestaan.

vrijdag 9 juli 2010

Lezersvraag: hoe krijgen we ze aan het lezen?

Mij wordt nogal eens een kind toegeschoven dat niet wil lezen. Ik heb zo mijn ideeën hoe dat moet, maar ik ben ook maar een recensent. Deze zomer wil ik mijn stappenplan eens tegen het licht houden. En dat doe ik het liefst met praktijkmensen: bibliothecarissen, leraren, kinderboekenverkopers. Dus... bent u daar? En doet u mee? U weet het het best. Openingsvraag: als je een kind toegeschoven krijgt dat niet wil lezen, wat is dan het eerste dat je doet, en waarom? Praktijkvoorbeelden worden op prijs gesteld!

Inktaap naar Dewulf, Mortier of Nooteboom

Begin volgend jaar wordt voor de tiende keer De Inktaap uitgereikt. Dit zal zijn aan Kleine dagen van Bernard Dewulf (winnaar Libris Literatuur Prijs 2010), Godenslaap van Erwin Mortier (winnaar AKO Literatuurprijs 2009) en ’s Nachts komen de vossen van Cees Nooteboom (winnaar Gouden Uil Literatuurprijs 2010). Jongeren kunnen stemmen welk van deze prijswinnaars zij de hoofdprijs gunnen. Jammer dat ze niet uit het hele aanbod mogen kiezen, of ten minste uit alle genomineerden voor die prijzen. Maar je kunt niet alles hebben. Er zal vast in de eerste plaats een praktische reden voor zijn.

donderdag 8 juli 2010

Letterie: De nieuwe kleren van de keizer

Ik heb nog nooit over Zwijsen geschreven. Dat komt doordat zij fans van AVI zijn en ik daar niet graag over schrijf. Op de verjaardag van mijn dochter, vorige week, had ik daar voor het eerst spijt van. Ze kreeg een boek uit 2009 dat ik, ten onrechte, over het hoofd heb gezien: De nieuwe kleren van de keizer van Martine Letterie. Ik vind boeken voor moeilijke lezers meestal geen doorkomen aan, maar deze serie Sprookjesreis is met veel plezier gemaakt. In deze reeks lopen de sprookjesfiguren bij elkaar de deur plat en komen bijvoorbeeld de zeven geitjes op kraambezoek bij Doornroosje. De serie is onlangs als geheel genomineerd voor de prijs van de samenwerkende kinderboekwinkels. De nieuwe kleren van de keizer is mijn favoriete sprookje en ik had er niet eens een moderne bewerking van. Deze is wel geslaagd. Ik vind het alleen jammer dat het verhaal schijnt te moeten leunen op 'herkenbare kinderen' Yin en Yan. Alsof het oorspronkelijke verhaal van Andersen niet krachtig genoeg is en de kinderen van de schoonmaakster van de keizer nodig heeft om belangstelling te wekken bij de jonge luisteraars. Met de bijpersonages komen er ook allerlei onnodige zijlijnen in het verhaal. Vermoeiend voorlezen is dat. Hou het toch simpel! Bij de tien kleuters op het feestje was vooral de naakte mevrouw op de voorkant aanleiding tot hilariteit. Mevrouw? De uitgever uit het katholieke zuiden is wel erg omslachtig bezig geweest om het keizerlijke voortplantingsorgaan in de schaduw van 's mans buik weg te moffelen. Ook niet nodig. Verder leuk project.

Het bewerken van klassiekers
Voor wie alles wil weten over het bewerken van klassiekers door de eeuwen heen is het proefschrift van Sanne Parlevliet een aanrader. Dat onderzoek houdt echter op in 1950. Ik ben wel benieuwd naar een academische analyse van moderne opvattingen over het bewerken van klassiekers. Op dat terrein is juist na 1950 veel relevante ontwikkeling geweest.