dinsdag 12 april 2011

***** (5) Ted van Lieshout: Driedelig paard

Hij schitterde al met een kloek en luxueus verzameld werk dat Hou van mij heet, maar de zegetocht van Ted van Lieshout houdt nog niet op. Werden zijn bundels en boeken tot nu toe meestal wat dun en klein uitgegeven, zijn laatste bundel Driedelig paard heeft dan eindelijk die 'présence' die je nodig hebt om in het oog te springen. En verdiend: Van Lieshout dicht jonger, toegankelijker en humoristischer dan ooit in deze bundel, die ik op 11 april besprak in de Volkskrant.

Het tweede leven van Ted van Lieshout

Ted van Lieshout (1955) is een kinderdichter die recensenten nogal eens buikpijn bezorgt. Zijn poëzie is van uitzonderlijk hoge kwaliteit, maar bereikt zelden meer dan een piepklein publiekje. Met zo’n reputatie ziet wie niet dagelijks gedichten leest gemakkelijk over het hoofd dat zijn oeuvre een opmerkelijke verandering doormaakt. Van Lieshouts recente werk is luchtiger en toegankelijker dan ooit. De dichter lijkt wel een tweede leven te zijn begonnen.

Zijn nieuwste bundel Driedelig paard laat dat goed zien: het is een bijzonder geslaagde cocktail geworden van kinderkunst en experimenteerdrift. De gedichten gaan over een kabouter die is doodgebeten door de hond, een flauwgevallen zeemeermin op het strand, lepels die op hoge toon klagen over het feit dat ze met die ordinaire vorkjes in één bakje moeten liggen en een vader die denkt dat zijn dochter een paard in drie stukken voor haar verjaardag wil.

Het vertelperspectief is helder en wordt nu eens niet met een geniepige wending in de laatste regel weer op de kop gezet. Als er een kind aan het woord is, is er een kind aan het woord en als oma spreekt, spreekt oma. Een sprookjesachtig wereldbeeld (de hond beet een kabouter dood) kan naast de prozaïsche van de ouders staan (het is geen kabouter maar gewoon een pop) zonder dat zij elkaar in de weg zitten. Sterker nog, het lijkt wel alsof ze in dit boek een dansje met elkaar doen.

Ook de vorm is toegankelijk. Geen gezwoeg met enjambementen en veelzeggende witregels, maar korte verhaaltjes die Van Lieshout ‘blokgedichten’ noemt. Achter in het boek legt hij uit hoe hij ze maakt. Het zijn eigenlijk brieven, waar je de aanhef en de afzender vanaf haalt en die je afdrukt in een vierkant; alles achter elkaar en aan beide zijden uitgelijnd. Voor wie de brief is en waar hij over gaat merk je al lezende. En je kunt, geïnspireerd geraakt, meteen zelf aan de slag.

Dat het hier wel degelijk om gedichten gaat, illustreert Van Lieshout slim met de ernaast gepubliceerde beeldsonnetten. We zien bijvoorbeeld foto’s van een drogende appel in allerlei sequenties op rijen geplakt. Er is geen hoorbaar rijm of ritme, maar wel een zichtbaar. Geen gedichten met eindrijm zoals de meestef of juf ooit heeft uitgelegd, maar daarom niet minder goed te volgen. Daardoor biedt deze bundel naast vermaak op hoog niveau ook nog eens een totaal ongedwongen begin van een onderhoudend lesje beeldende kunst.

En dat is iets wat Van Lieshout al een schrijversleven lang zeer met zo veel overtuiging doet: kunst uitleggen. Juist daarom is het zo jammer dat het leeuwendeel van zijn werk ondanks doodgewone woorden zo abstract is en te vaak door de ogen van een volwassene op een moeizame kindertijd terugkijkt. In zijn vroege werk vraagt hij zich zelfs een keer af ‘Is het waar dat kinderen / niet echt bestaan?’

Tegelijkertijd is het toegankelijke deel van zijn oeuvre - lollige versjesbundels als Van Ansjovis tot Zwijntje (Leopold, 2006), Spin op sokken (Leopold, 2008) en Koekjes (CPNB, 2010) - meestal niet van zijn gebruikelijke niveau. Van Lieshout nam deze titels niet eens op in zijn verzameld werk Hou van mij (Leopold, 2009) en dat zegt wat.

Driedelig paard is echter Van Lieshout op zijn best. Vorm is belangrijk en dat merk je aan alles. Uiteraard is de bundel in drieën gedeeld en hoe langer je leest, hoe meer je merkt dat de afzonderlijke onderdelen spiegelen en rijmen en samen één geheel vormen. Maar toch is het ook een bundel die ook zonder diepgaande studie woord voor woord te volgen is en de lezer met hier en daar lekker harde humor onderhoudt.

Een dichter van het volk zoals Annie M.G. Schmidt zal hij niet gauw worden, hij zal wel gruwen bij het idee, maar met zijn even vrolijke als scherpe Driedelig paard is zijn dicht- én beeldkunst zonder knieval aan de kwaliteit aantrekkelijker dan ooit te voren. Het lijkt wel alsof Ted van Lieshout niet ouder, maar steeds jonger wordt.